Vluchtige longschaduwen

Het is maandagochtend, half negen, en nog donker als zeven mannen zich melden voor de hartrevalidatie. Marlèn, de fysiotherapeut van dienst, kondigt aan dat we eerst een half uur cardiotraining gaan doen, duurtraining op een apparaat naar keuze: lopen, roeien of fietsen en daarna nog een goede vijfentwintig minuten krachttraining. Even later kraakt het roeiapparaat, zoemt de loopband en zingen de trappers van de hometrainers. Flauwe grappen verstommen,  Marlèn komt langs om ons te helpen een tempo te kiezen dat we dertig minuten kunnen volhouden, maar ook niet veel langer. Als iedereen is opgewarmd, begint de klok te lopen.

Het infuus prikte in mijn arm. Mijn keel voelde nog gevoelig aan van de slokdarmecho van die middag. Ik ging op de rand van het bed zitten en ademde een paar keer diep in en uit. Ik moest naar de wc. Philip Huff (1984) lag in de herfst van 2012 enige tijd op de hartafdeling van het Universitair Medisch Centrum in Groningen. Hij kijkt later met behulp van zijn favoriete boeken terug op zijn ziekenhuiservaringen en doet daarvan verslag in Het verdriet van anderen dat in 2015 verschijnt. Dat hij in 2021 nog steeds hartlijder is, werd me duidelijk toen ik een artikel van zijn hand las in het NRC van 21 oktober met de titel Je bent een egoïst als je je nu nog niet laat vaccineren. Hij is als de dood dat een ongevaccineerde coronalijder ‘zijn’ bed bezet zal houden, en wordt boos als het dan ook nog een boomer zou blijken te zijn.

Een half uur later wissen we het zweet weg. nemen een slok water en wisselen wat woorden. Er zijn er die herstellen van een hartkatheterisatie, één is aan zijn maag geopereerd. Zodra zijn conditie het toelaat, krijgt hij een nieuwe hartklep. Hij informeert naar mijn bevindingen. Ik vertel dat die van mij een leven lang meegaat. Dat moet een hele geruststelling zijn, zegt hij en moet er smakelijk om lachen.

Hartfalen is Menno Wigman (1966 – 2018) fataal geworden. Hij is de auteur van het gedicht Opname, waarin de regels staan: En nu je lichaam in het Lucas ligt / komt traag en zwaar een zon op in je hoofd. / Het daagt. Je hart heeft moeten hoesten. Even, /  heel even viel de stroom uit in je bast. (…).

Dat was voordat hem in 2014 een lelijke hoest overviel. Was het pleuritis? De huisarts stuurde hem naar het OLVG, er volgden twee weken intensive care en zelfs een chemokuur, voordat de diagnose syndroom van Löffler kon worden gesteld. Vluchtige longschaduwen met eosinofilie, lees ik als ik die ziekte opzoek via Google.

Wigman schreef Opname een jaar eerder. In een vraaggesprek uit 2015 met Onno Blom antwoordt de dichter dat hij het gedicht heeft gemaakt in zijn hoedanigheid als stadsdichter van de gemeente Amsterdam. Iemand uit de Raad van Bestuur van het Lucas ziekenhuis nam afscheid, en daar hoorde een gedicht bij. Blom vraagt de dichter of hij soms voorspellende gaven heeft. Wigman verwijst naar een uitspraak van de kunstenaar Gerhard Richter (1932): mijn schilderijen weten meer dan ik. Wigman: zo is het met dit gedicht ook. Want, ja, hij is daarna in het Lucas opgenomen. maar  met een andere afloop dan de tweede persoon enkelvoud uit het gedicht, over wie in de laatste twee regels staat: Je ligt en wacht. En onder je twee voeten / die morgen onversaagd de straat begroeten.

Dit bericht is geplaatst in lijf en leden, zaliger nagedachtenis met de tags , . Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *