Over Bas Broekman schreef ik vorig jaar november al. Ik was een jaar of vijftien, mijn popvenster had zich juist geopend en voor de scholier die ik was kon een klassenavond niet meer stuk als Vincent van Warmerdam en zijn kompanen hun instrumenten pakten om instrumentale covers te spelen van bluesmuziek van John Mayall, John Lee Hooker of Cuby & the Blizzards. Vincent was daar altijd voor te porren. Voor Bas Broekman lag dat anders. Hoewel hij een prima sologitarist was en goed bluesharp spelen kon, was hij een verlegen en schuchtere jongen, op het argwanende af. Maar waren we dat niet allemaal?
In het eerste hoofdstuk van De plectrumfabriek, het romandebuut van Vincent van Warmerdam, rijdt de hoofdpersoon, Wessel, met zijn oudere broers, zijn jongere tweelingzussen en zijn ouders achter de verhuiswagen aan van een stad in het Zuiden van het land naar de winderige havenstad in het Noordwesten, waarin we gemakkelijk IJmuiden herkennen. Zijn vader is toneelmeester van de Rex geworden, het plaatselijke theater- en bioscoopgebouw. Als Wessel op een van de volgende dagen voor het eerst naar zijn nieuwe basisschool gaat, wordt hij vooraan naast een jongen gezet die Stan heet. Hij is witblond en blozend en hij heeft een van snot glimmende bovenlip die hij voortdurend droogveegt met een zakdoek.
Stans vader heeft fortuin gemaakt met bakken van piepschuim waarin vis langer koel blijft. Zijn kinderen komen niets tekort. Stans broer is drummer en kan met twee theelepeltjes, een asbak en een koffiekopje Rubber Soul playbacken, zijn oudere zus speelt boogie woogie op de piano en Stan zelf kan op de gitaar al barrégrepen. Voor Wessel, die dolgraag popmuzikant wil worden, is dat onweerstaanbaar. Stans ouders hebben liever dat hun zoon ook in zaken gaat en beschouwen de broers van de Rex als foute vrienden. Stan vindt het bij Wessel thuis veel gezelliger.
Rock-‘n-roll is de soundtrack van de hormonen. De eerste jaren van de middelbare school kijkt Wessel vaak in de spiegel. Minutenlang schikt hij zijn haar over zijn vettige voorhoofd. Hij heeft striemen op zijn bovenbenen en loopt tegen deurposten aan. Volgens zijn moeder groeit hij te snel. De slaap overvalt hem op de gekste momenten en ’s nachts wordt hij schreeuwend wakker van de kramp in zijn kuiten. Overdag probeert hij de loopjes na te spelen die Stan hem achteloos voordeed. De cis die in het A akkoord heel even wordt voorafgegaan door een c. Het geeft dat typische bluesy geluid dat een wereld oproept van zwart-wit gefotografeerde platenhoezen met felgekleurde letters. Zijn huiswerk schiet erbij in. Wessel blijft zitten dat jaar.
Wessel wil het liefst een bandje met Stan en elke dag oefenen. Maar Stan schrijft in de klas wel systematisch mee en heeft zelfs zijn schriften gekaft. En hoewel Stan beter gitaar kan spelen dan wie ook, heeft Wessel hem nooit betrapt op enig zichtbaar plezier in muziek. Hij speelt zijn solo’s geroutineerd en met een air van nonchalance, maar kan snel geïrriteerd raken als de rest van de band hem niet volgt. Tijdens de pauze moedigt Stan Wessel aan te gaan zingen. Jij ziet er goed uit, dat helpt., zet Stan zijn standpunt kracht bij. Dat helpt waartegen?, is het antwoord van een beledigde Wessel.
De vrienden verliezen elkaar uit het oog, maar Wessel rijdt met de brommer wel juist langs het kanaal als hij bij de pont de ambulance en een haastig geparkeerde politiewagen ziet. Achter een rood-wit lint hebben zich wat mensen verzameld. Als hij later thuiskomt, vraagt zijn moeder: heb je het gehoord van Stan?
Op het internet zwerven nog klassenfoto’s van klas 3 havo/vwo schooljaar 1970/1971 van het Gymnasium Paulinum te Driehuis. Op de middelste rij zit Bas Broekman, tussen Loes de Loor en Annet Henneman. Daaronder staat de klassenfoto van de parallelklas. Vincent van Warmerdam zit op de eerste rij, tussen Renske Andriesma en Peter Hentenaar. Ik zit op de achterste rij naast Hans van den Bos en Kees Terra.
H Nico, speelde jij ook niet mondharmonica? Doe je dat nog steeds? Mooie stukjes schrijf je in ieder geval wel. De volgende Ichtus reünie hoop ik er bij te zijn. Hartelijke Groet Vincent.
Beste Vincent, Je hebt mijn stukje gevonden … Ik heb genoten van De Plectrumfabriek. De nominatie voor de ANV-debutantenprijs 2017 is je van harte gegund. En wat die mondharmonica betreft; als de gelegenheid zich voordoet wil ik er nog wel eens een uit het foedraal halen. Lezen, schrijven en de tuin zijn nu belangrijker voor mij. Leuk dat je reageerde. Het allerbeste, Nico.