Men hoeft de titel ‘Blauwbaards ontwaken’ niet letterlijk te nemen. De protagonist Edgar Moortgat, lijkt in geen enkel opzicht op de steenrijke bruut uit het sprookje van moeder de gans, die op het punt staat zijn zevende minnares te vermoorden. We hebben van doen met de liefdesgeschiedenis van Moortgat en ‘Comtesse’ Aleksandra Ambrosiatis, een schoonheid met Baltische wortels die vloeiend Frans spreekt. Het is 1967, Moortgat heeft de studente bouwkunde in Warschau ontmoet. Ze zat naast hem in de bioscoop. ‘Ze lachte hem toe. Waarschijnlijk wist ze niet dat haar gezicht op slag in bloei stond. Hij moest een gevoel van verrukking bedwingen, een blinde impuls met alle kracht die in hem was weerstaan.’
In het boek beschrijft H.C. ten Berge Moortgats leerschool der liefde en wie de twee eerder verschenen Moortgatboeken, Het geheim van een opgewekt humeur en De jaren in Zeedorp las, heeft redenen om te vermoeden dat de auteur en zijn protagonist meer gemeen hebben dan hun leeftijd en de omgeving waar ze zijn opgegroeid. Dat in Blauwbaards ontwaken drie verhalen waarmee Ten Berge in de late jaren zestig zijn prozadebuut maakte, worden toegeschreven aan Edgar Moortgat, geeft dan ook te denken.
Moortgat en zijn gravin maken een tocht in het Tatragebergte. Gedurende de hele wandeling heeft het geregend. Doornat en verkleumd tot op het bot bereiken ze een totaal verlaten berghospitium. Ze hebben de beschikking over een complete slaapzaal met veldbedden en een waslokaal met een dubbele rij kranen. De warmwatervoorziening is buiten gebruik, op de bedden ligt alleen een ruwe deken en een hoofdkussen.
Als ze hun natte kleren hebben uitgetrokken en het vuur in de haard brandt, kan het er toch van komen. Toen ze de vochtig-warme schelp van haar geslacht tegen mijn pijnlijk opgezwollen penis drukte, floepten de zaallichten aan, en kwam een groep bergbeklimmers binnen stampen.’ Het maakt Aleksa niet uit, maar Edgar moet in gebreke blijven als er zeven dwergen met hun pikhouwelen staan te kijken. Aleksa is ervan overtuigd dat ze er niets van hoeven te merken. Edgar spreekt tot zijn lief: de ochtend is wijzer dan de avond … Onze tijd zal spoedig komen.
Edgar heeft die woorden niet van zichzelf. In het Russische sprookje Ga ik weet niet waar, haal ik weet niet wat zegt de jonge vrouw van de jager Fedot tot tweemaal toe dat de ochtend wijzer is dan de avond. Daarna stuurt ze haar man naar bed terwijl zij het toverboek opslaat om een oplossing te zoeken voor de problemen die Fedot heeft met de jaloerse koning. Moortgat is de Russische taal niet machtig, het sprookje is in West Europa onbekend. Ten Berge schreef er een essay over in De honkvaste reiziger dat in 1995 verscheen. De tweede keer dat Moortgat Fedots vrouw citeert, is in het verhaal De honden op pagina 206 van Blauwbaards ontwaken. Ten Berge schreef dat verhaal in 1965, maar in die eerste versie ontbreekt de verwijzing naar Ga ik weet niet waar, haal ik weet niet wat.
Het is goed mogelijk dat Aleksandra, door haar Baltische afkomst, weet heeft van het sprookje. Mooi soort wijsheid is dat. antwoordt ze, Je lijkt wel een Rus, al die omhaal van woorden. En Kijk maar uit, ’s morgens ben ik onverzadigbaar.
Zoals gezegd, in vloeiend Frans.