Tijdstippen

Twaalf dagen telt de kersttijd op de christelijke kalender. De periode begint op eerste kerstdag en eindigt op zes januari met Driekoningen of Epifanie. Zo bijzonder is dit niet, ook de Babyloniërs hadden twaalf dagen nodig om af te rekenen met de demonen van het oude jaar en om in de tempel van Marduk het Scheppingsgedicht ‘Enûma elish’ te reciteren en zo de tijd opnieuw te scheppen en de voorwaarden voor een nieuwe oogst veilig te stellen. De gruwelijke kindermoord hoort ook in het kerstverhaal, terwijl op tweede kerstdag Stefanus, de eerste martelaar van het christendom, wordt herdacht. De belofte van een nieuwe tijd wordt een kracht om rekening mee te houden als de pas geboren verlosser zich aan de overheden van de wereld openbaart. Op zeven januari kan het nieuwe jaar eindelijk op eigen benen staan.

De tweede afdeling van de bundel Nieuwe gedichten van H.C. ten Berge heet Zeven tijdstippen. Zij bestaat inderdaad uit zeven gedichten, waarvan er zes in de titel een nauwkeurige tijdsbepaling hebben mee gekregen. Het eerste gedicht heet Acres Road 7.1.75  / 9.15 uur, het zevende Carla House 7.1.80 / 9.15 uur. Het uur is steeds hetzelfde, de datum is onveranderlijk zeven januari, het jaar verspringt per gedateerd gedicht van 75 naar 76 tot en met 80.

Als Maria Barnas op 6 januari 2006 de bundel in De Groene Amsterdammer bespreekt (Ten Berge had juist de P.C. Hooftprijs ontvangen), schrijft ze: De tijd opschrijven is een goed begin. Van een gedicht, maar ook van een dag. Maar Ten Berge laat ook de machteloze houding zien die eraan ten grondslag ligt of die eruit voortvloeit. Dat mag zijn, maar het helpt ons niet om te begrijpen waarom die tijd alleen maar zeven januari is om kwart over negen, waarom de reeks niet in een ander jaar begint  en waarom er in de reeks Zeven tijdstippen maar zes worden genoemd.

De eerste afdeling van de bundel bestaat uit maar een gedicht: De Hartlaubmeeuw, waarin de regels staan: Aan het strand toen die man / met een meeuw op zijn hoofd, / een aap vluchtte weg van je tekenpapier; / de wind / bracht de geur mee / van vrouwen en vogelmest, zeewier en teer – . Onder het gedicht staat een opdracht: Aan B.B. die negen jaar in de nor opknapt. B.B. is de in Zuid Afrika geboren Breyten Breytenbach (1939), dichter, schilder, antiapartheidsstrijder die inderdaad in 1975 negen jaar gevangenisstraf kreeg. Terrorisme volgens de rechter maar het enige strafbare feit dat Breytenbach had gepleegd, was zijn huwelijk met Hoang Lien Ngo, immers een nie-blanke.

De hoofdpersoon van Zeven tijdstippen is de dertiende-eeuwse mystica Hadewych, die als geen ander heeft geschreven over pijn, liefde, genot en verlangen. Ten Berge schrijft: jij overheilig wijf / je bent in alles / wat ik schrijf aanwezig en ik sla je achter het raam / weer op en zie: // so diepere ghewont, so saechtere ghenesen

De gevangenis van Breytenbach komt terug in de vijfde en laatste afdeling van de bundel Intra muros waarin Ten Berge zijn kunstbroeder toespreekt: neem mijn jas van huiden, Breyten, / nu je zo lang overwintert in de tropen De zes genoemde tijdstippen markeren Breytenbachs jaren in de gevangenis. In 1982 mocht hij gaan. Dat zal het ontbrekende zevende tijdstip zijn. Het lag, toen de bundel Nieuwe gedichten in 1981 verscheen, nog in het verschiet.

Dit bericht is geplaatst in tussen tuin en wereld met de tags , , . Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *