Terugkomen

Dat je veertig jaar later terugkeert naar de streek waar je geboren bent, waar je ouders elkaar hebben ontmoet en waar je grootouders woonden, en dat de buurtbewoners je bejegenen als een indringer en je aanspreken met ‘jullie’. Dat er ook een boek over is geschreven dat heet: ‘Jij hebt ons niet ontdekt, wij waren hier altijd al’. Terwijl je het dialect kunt verstaan, zelfs meent het te kunnen spreken. Het overkomt Clara Fey, redactrice van een nieuws- en opinieweekblad in de grachtengordel, gehuwd met Hartog Fey. De twee kinderen, Lynn en Cosmo, zijn het huis uit. Ze heeft nog een zwart-witfoto van haar grootmoeder die is genomen tijdens de watersnoodramp in 1960, want we hebben het over Amsterdam Noord. Mevrouw en meneer Fey hebben er een nieuwbouwwoning betrokken die volgens Rose, de werkster, op een paleis lijkt, zo groot. De trotse eigenaars spreken het niet tegen.

Gentrificatie is maar een van de thema’s in Huiswerk, de pas verschenen roman van Marja Pruis (1959). Het vluchtelingenvraagstuk, arm en rijk, alledaags racisme, onmacht en gezag, de strijd tussen de seksen, lezen en schrijven, de overlevingskansen van de planeet en haar bewoners, liefde en verraad, het komt allemaal langs. Is er een actueler boek om ons op de hoogte te stellen van de stand van het land in de aanloop naar verkiezingen?

Schrijven vanuit geluk, niet vanuit verlangen, ik denk dat dat het moeilijkste is, maar ook wat me te doen staat. Het boek heeft iets meer dan tweehonderd pagina’s, waarom dan zo veel onderwerpen? Zou het behaagzucht zijn? Mijn plot is dat je de volgende zin wil lezen. Ik wil het allemaal vangen voordat het gestold is in een verhaal met een begin en een einde, schrijft Clara, om daar een regel of tien later aan toe te voegen: Kun je een nieuwe kunst, een revolutionair schrijven afdwingen?

En dan moet hoofdstuk één nog beginnen.

Ze heeft een nieuwe stagiaire. Ze is drieëntwintig. Haar eerste tekst was gelijk verrassend goed. Ik zag dat ze indruk probeerde te maken, wilde laten zien dat ze een complex meerlagig wezen was, dat dronk en voetbalde, noteert haar begeleidster. Ze had er aan toe kunnen voegen dat haar pupil ook datete, vree, bedrogen wordt en de deadline niet haalt. Ik had haar nog zo gezegd dat dit tachtig procent van het werk was: dat je op tijd leverde.

Samen lezen ze korte verhalen die ze steeds onderbreken voor een vraag, om te wijzen op een verandering in perspectief, welke voorstelling je hebt van de verteller, wat is ze van plan, en waarom denk je dat? In werkelijkheid vraagt Carla zich vooral af hoe dit moet aflopen.

Als de stageperiode er bijna op zit, spreken ze af op een alternatieve plek aan het water. ‘Wat wil je drinken?’ ‘Spa rood,’ zeg ik. ‘Jij?’ ‘Ik dacht aan een glas wijn.’ ‘O, ja. Ook goed.’ Haar blouse kruipt op, de blote huid boven de band van haar broek wordt zichtbaar. Ze houdt van ongezond eten, zegt ze. Ze zegt: ‘Ik ben heel ambitieus.’

Clara noteert: In mijn hart weet ik wel waarover ik schrijf, maar ik hoop dat niemand dat ziet.

Het slot van het boek is als een van de korte verhalen en breekt af met de vraag: Mag ze bij je terugkomen? Nee, de stagiaire heeft daar niets mee van doen, maar meer mag ik er niet over zeggen.

Dit bericht is geplaatst in tussen tuin en wereld met de tags . Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *