Gilles Speksneijder had oudejaarsavond doorgebracht bij zijn broer Kees-Jan. Behalve de broers, waren ook Madelief, Gilles´vrouw, Melanie, een kraakwacht die ze zolang te logeren hadden, aanwezig in de gerieflijke woning in de historische binnenstad, en natuurlijk Liza, de echtgenote van Kees-Jan. Toen ze, ruim over enen, terug naar huis wilden, overviel de kou Gilles. Halfdronken schoot hij met zijn voet van de trapper en belandde onzacht op de oprit van zijn broer. Het kostte enige tijd om hem weer in het zadel te helpen. Toen net buiten de middeleeuwse omwalling het fietspad onaangekondigd veranderde in een zandbak met losliggende stoeptegels, was het Madelief die de macht over haar stuur kwijt raakte en tegen de grond smakte. Pas tegen drieën waren ze thuis.
De vlucht van Gilles Speksneijder van M.M. Schoenmakers (1949) bestrijkt een periode van ongeveer zestien maanden. De dozen waarin de kerstspullen hebben gezeten staan nog her en der verspreid op de grond, als Gilles’oog valt op een schroefje. De narcissen hebben voor de tweede keer in bloei gestaan als Gilles in danig toegetakelde staat wordt teruggevonden op de stoep van zijn flat. ‘Welke dag is ‘t?’ Zelfs fluisteren deed pijn.
Speksneijder doet al een jaar of twaalf hetzelfde kantoorwerk als hij door Koert Schoonhoven wordt gevraagd om zijn assistent te worden. Het kantoor gaat verhuizen, Schoonhoven coördineert de klus. Daar kan hij wel wat hulp bij gebruiken, notuleren, agendabeheer, dat soort zaken. Speksneijder heeft zijn reserves, Madelief ziet er niet veel in. Van zijn collega Storken hoort Speksneijder dat de van buiten aangetrokken Gert Jan Graafsma geen verhuisspecialist is, maar transitiemedewerker. Het laat zich aanzien dat niet alleen de fysieke ruimte flink wordt opgeschud, maar ook het personeelsbestand. Speksneijder besluit op de uitnodiging van Schoonhoven in te gaan.
Ondertussen is daar dat schroefje. Een paddestoeltje met een ragfijn spiralende groef en een bolronde, aan een zijde wat afgesleten hoed en een dunne, nauwelijks zichtbare sleuf om de schroevendraaier in te zetten. Gilles is ervan overtuigd dat het afkomstig is uit een keukenapparaat, losgetrild, mogelijk in de fabriek niet goed aangedraaid. Voor zich zag hij een losgeraakt afdekplaatje, een doorgesneden draad, de vonk van de kortsluiting, een draad die vlam vatte, iets kleins dat naar iets groots voerde.
Speksneijder zit erbij als in vergadering het Programma van Eisen wordt doorgesproken. Hij notuleert de woorden van Directeur Van der Keyl die zegt dat hij voor inspraak en overleg weinig tot geen mogelijkheden ziet, de reactie van manager Diensten Houdijk die opmerkt dat daarvoor weinig begrip zal zijn, en het slotwoord van de Directeur: Sommige ontwikkelingen zijn er om te ondergaan.
Een paar maanden later zit Schoonhoven overspannen thuis en ligt Storken in het ziekenhuis, in elkaar geslagen door een paar opgeschoten jongens toen hij het opnam voor een oude man.
Vanaf dat moment is het aan Speksneijder om te beslissen over stompe deuren, neuslatten en dilatatievoegen. Dat de verhuizing kort na de jaarwisseling zijn beslag kan krijgen, mag een wonder heten. Na een van de laatste vergaderingen vraagt Van der Keyl hem nog even na te blijven. Het oude pand moet bezemschoon worden opgeleverd en hij heeft niemand die dat beter kan. Je bent in elk geval weer voor een paar maanden onder de pannen, Speksneijder. Ik denk ook aan een bonus., besluit de directeur het gesprek.
Als Speksneijder zijn verhuisdozen ingepakt heeft, kijkt hij vertwijfeld rond en vraagt: Wat moet ik op de verhuisstickers zetten?