Dat de voortuin er nog zo winters uitzag, had de makelaar gezegd. Daar had ze gelijk in, het was nochtans februari en het vroor warempel, zélfs overdag. En als het niet vroor, hingen de wolken laag en woei er een koude vlaag nattigheid door de steeg. Ik wachtte een zonnige dag af om de hibiscus te snoeien, dorre bladeren bij elkaar te vegen en vast te stellen dat het gras tussen de tegels zich weinig aantrok van de kou. Daar onder het plaveisel moest het wel zo’n graad of zeven zijn. Mijn jongste zus mailde. Ze neemt viooltjes mee en een zak potgrond. Daarna is het wachten op de bollen; de wilde hyacinten, wat er nog aan tulpen terugkomt. De dorre bloemresten van de hortensia liggen in de groenbak terwijl het eerste groen in de rommelige takkenbossen verschijnt. Zagen we al een aardhommel?
Aan de overkant van de sloot, in de luwte van de hoge bomen die het volkstuinpark aan het zicht onttrekken, was rond de jaarwisseling een berenklauw in bloei gekomen. Was het de eerste of was het de laatste? Hij stond er tussen verwaaide stelen en dorre schermen. Ik had al wel bladeren gezien, fors groot bovendien, maar het begin van een bloem nog niet. Dit exemplaar besteedde zijn energie liever aan de bloei dan aan de steel, veel hoger dan een meter reikte het prille witte scherm niet. Maar daar was hij, op de eerste dag van het nieuwe jaar.
Vier dagen duurde de pret. Toen ik zondagochtend opstond was het buiten wit en stoven waterige vlokken langs het raam. Buienradar.nl leerde me dat de neerslag voorlopig niet zou ophouden, maar dat het de komende uren wel iets minder nat zou zijn. Warme kleren aan en naar buiten. Het leverde twee ondermaatse sneeuwpoppen op, de waarneming van een ijsvogel en de confrontatie met de onderkoelde berenklauw in bloei. Was het hoogmoed, was het wanhoop? De bloem was geknakt onder de vracht sneeuw, de bladeren verfomfaaid. De dagen erna, de sneeuw was inmiddels gesmolten, deed de plant verwoede pogingen de kop op te steken, herstel ter hand te nemen, maar van de vorstperiode die volgde op Valentijnsdag had hij niet terug; het blad ging hangen, de steel werd slap, en nu de thermometer weer dubbele cijfers toont en de eerste Vlaamse klassiekers op de kalender staan, is er niets over dan een bruine staak in een oase van groene bladeren van soortgenoten met meer geduld. Men is geneigd daar een les uit te trekken, altijd te laat.
In de achtertuin zijn zwarte kraaien neergestreken in de kruin van de gleditsia. Het is ze te doen om de soepele uiteinden van de takken. De boom komt pas in mei in bloei, de twijgen zijn nog droog en laten zich met enige moeite – voor een kraai dan toch – afbreken. Ideaal materiaal om een nest mee te vlechten hoog in een van de moerascipressein ginds. Daar vliegt hij op, twijg in de snavel en verdwijnt achter de huizen.
Ik had ze wel gezien in de voortuin, tussen de tegels, de rozetten van de paardenbloem, de gekartelde bladeren, net herkenbaar en te klein om tussen de vingers te nemen en uit te trekken nu de penwortel nog weinig houvast vindt. Ben van de wind. / Wat ik had woei weg. / Wat mij aanwaait is welkom. dicht Frans Kuipers (1942), zo is het maar net. Die gele vlek, plat in het gras, geen tijd voor een steel, de eerste dit jaar.