Behalve over het verschil in tijdsbeleving van mensen in een verstedelijkte samenleving en mensen in een rurale omgeving, ging het in het gesprek dat we in het najaar van 1980 voerden met John Berger (1926 – 2017) ook over de kracht van fictie. De auteur van G. en Ways of seeing (de trilogie ‘Into their labours’ zou later verschijnen) constateerde een crisis in het vertellen van verhalen. Hij sprak van ‘a lack of courage’. Het was hem opgevallen dat romans de laatste tijd vooral over de auteur zelf gingen en dat mannen geen boeken meer durfden schrijven met vrouwen als hoofdpersoon, en vrouwen er geen met mannen. Het begrip “culturele toe-eigening” was nog niet gemunt.
Nog hetzelfde decennium stelde A.S. Byatt (1936 – 1923) Berger in het ongelijk. Zij schreef de roman Obsessie met onvergetelijke vrouwelijke personages als de ongrijpbare Christabel LaMotte, de doortastende Maud Bailey, de ravissante Leonora Stern en de tragische Beatrice Nest èn mannelijke personages als de breedsprakige Randolph Henry Ash, de schuchtere Roland Michell, de vermogende Yank Mortimer Cropper en de stoffige James Blackadder en liet hen los in de slangenkuil die de academische humaniora niet alleen in het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten waren.
Ach, de jaren tachtig. Margareth Thatcher noemde de overheid een probleem dat zo klein mogelijk gemaakt moest worden. Gedupeerden van haar beleid kozen de Londense wijk Brixton als slagveld om uitdrukking te geven aan hun ongenoegen. Een ziekte met de raadselachtige naam AIDS maaide een generatie homoseksuele mannen weg en dompelde de queergemeenschap in rouw en wanhoop. De tweede feministische golf beukte op de heilige huisjes van het patriarchaat. Joe Jackson zong: And if there’s war between the sexes / Then there’ll be no people left. Het IJzeren gordijn begon te rafelen, de revolutionaire mens verkruimelde. De verwarring die dat teweeg bracht, kreeg de naam postmodernisme, een term die verwees naar wat voorbij was zonder te weten wat er zou gaan komen.
Het laat ook Maud en Roland niet onverschillig. ‘Verliefd worden’ heeft de eigenschap dat het de uiterlijkheden van de wereld, en van het verleden van die bepaalde minnaar, uit een willekeurige warboel loshaalt en in een samenhangend verhaal onderbrengt. Roland werd geplaagd door de gedachte dat het tegenovergestelde weleens waar kon zijn. Omdat ze zich in een verhaal bevonden, zouden ze wel eens kunnen denken dat ze zich behoorden te gedragen alsof het dat soort verhaal was. En daardoor zou een bepaalde integriteit, waarmee ze waren begonnen, worden aangetast.
Dus bleven hun gesprekken bijna geheel beperkt tot de problemen van de doden. Ze zaten in Pont-Aven achter boekweitpannenkoekjes en dronken cider uit koele aardewerk kannen en stelden moeilijke vragen.
Wat te doen? Als er al een uitweg is, dan liever niet in andere verhalen, maar in beter lezen. Een enkele keer gaan bij het lezen de nekharen, de niet bestaande vacht, overeind staan en trillen, als elk woord brandt en gloeit, hard, helder, oneindig en precies, als stenen van vuur, als sterrenpuntjes in het duister – bij dit lezen loopt het weten dat we het geschrevene anders of beter naar tevredenheid zullen kennen vooruit op elk vermogen om te zeggen wat we weten, of hoe.
Om dat zodra het boek uit is weer snel te vergeten.