Niet om het mooie

Er was een periode van – uit mijn hoofd – een maand of twee drie, dat de dirigent van onze zangvereniging was opgenomen in een kliniek in het Limburgse heuvelland om met zichzelf in het reine te komen en korte metten te maken met zijn alcoholverslaving. Het verweesde koor repeteerde dapper door onder directie van Godfried Jansen, en vanuit de gesloten inrichting bereikten ons geregeld nieuwe partituren. Terugkijkend kan ik niet anders dan constateren dat de detentie van onze oefenmeester voor het koor goed heeft uitgepakt. Hij kwam terug met de kiemen van wat later de Linnaeuscantate zou worden, een zangstuk over het leven van de man die het moderne classificatiesysteem van planten en dieren bedacht, en met drie composities op teksten uit de elfdelige cyclus ‘Stroomdal’ van Rutger Kopland (1934 – 2012).

Deze maand verscheen van zijn hand Een klein verwend jongetje, een roman over het verblijf in de afkickkliniek, waarin ik natuurlijk gelijk begon te lezen, nieuwsgierig naar de wederwaardigheden van onze artistiek leider in crisis, maar ook benieuwd naar het prille begin van de cantate die we met ons koor zo vaak en met zoveel succes hebben uitgevoerd en naar de bron van de drie stroomdalgedichten. Ik volgde cliënt Van Spaendonck tijdens de Parelduiker, rokend in het verdomhoekje, bij het bewerken van het heilige speksteen, het tekenen van bomen en in de stilte van de meditatie. Over Linnaeus en Koplands stroomdal kwam ik niets te weten.

Al die jaren dat ik zat te kijken / op het terras aan de rivier / dacht ik hetzelfde: niet omdat dit uitzicht / zo mooi is, niet om het mooie / moet ik blijven kijken  Als het niet om het uitzicht is, blijft het terras over, dat laat zich raden.

Misschien moest ik beter lezen. De deelnemers aan het afkicktraject hadden moeten beloven de onderlinge vertrouwelijkheid niet te schaden en niets over de gang van zaken in de kliniek naar buiten te brengen. Schrijf daar dan maar eens een boek over. Dus zijn de tijdsaanduidingen niet nauwkeuriger dan 20.., krijgen therapeuten en psychiaters m/v andere namen en worden lotgenoten aangeduid als Beer, Sprinkhaan, Fritz de paardenboer of Kap’tein Iglo. Het tweede deel van het boek, een kleine honderd pagina’s, is getiteld Erbuiten, erna, dan betreden we een domein waarover wel ongecensureerd verslag mag worden gedaan. Het is aan de lezer de veranderingen te duiden in het spreken van de verschillende personages in deel een en deel twee.

Het woord stroomdal valt op pagina 113. De lotgenoten zijn onderweg naar een manege om in het contact met paarden te ontdekken hoe congruent ze zijn. We sloegen een onverharde weg in, reden hobbelend omlaag een stroomdalletje in en hielden stil bij een boerderij aan de rand van een grote weide.

Ronald van den Boogaard is op zoek gegaan naar het terras aan de rivier van Kopland, en meent het gevonden te hebben. Het behoort bij café-restaurant De Drentsche AA en ligt in het dorpje Schipborg vlakbij de grens Drenthe-Groningen. Je kunt achter het glas op het terras zitten, maar voor het ware ‘beekgevoel’ kun je ook hier vlakbij de rivier plaatsnemen. Rutger Kopland deed dat nogal eens.

Achter het glas, dat geeft te denken. De cyclus besluit met de regels: het landschap met de rivier / ik zal het nooit kennen

Wie wel?

 

Jan-Paul van Spaendonck, Een klein verwend jongetje, € 17,82, bestellen kan via deze link: https://www.mijnbestseller.nl/shop/index.php/catalogsearch/result/?q=Een+klein+verwend+jongetje

Dit bericht is geplaatst in tussen tuin en wereld met de tags , . Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *