Niets liet Boudewijn de Groot (1944) aan het toeval over toen hij in 1968 de Phonogram studio’s in Hilversum betrad om het album Nacht en Ontij op te nemen. Hij had Eelco Gelling (1946) aan zich gebonden om het sologitaarwerk te verzorgen. Meesterdrummer Martin van Duynhoven (1942) leidde de percussiegroep. Bert Paige (1920 – 1987) was verantwoordelijk voor de strijkersarrangementen en Dick Raaijmakers (1930 – 2013) had samen met De Groot de geluidseffecten opgenomen in zijn studio in Den Haag. Eind februari 1969 kwam het album uit. Wat kon er nog misgaan?
Bijna veertig jaar later kijkt Boudewijn de Groot in zijn boek Hoogtevrees in Babylon terug op het album: De tekst staat bol van de middelbareschoolretoriek, omdat ik me nu eenmaal traag van mijn puberteit losmaakte. (…) Verder weet ik nog altijd niet of de Spaans klinkende spreuk ‘allegremos que jente nueva tenemos allegremos!’ grammaticaal wel correct is. Die noodzaak was er na het uitbrengen van de plaat ook niet, omdat het epos nooit live werd uitgevoerd. Hopelijk gaat dat ooit nog eens gebeuren …
Ik was dertien jaar toen ik het album voor het eerst hoorde. Ik had de plaat zelf niet, maar hoorde hem van iemand anders. Ik probeer al dagen te bedenken wie dat was. Hij was een paar jaar ouder dan ik, ik meen zelfs te weten dat hij later politieagent wilde worden, maar een naam wil me niet te binnen schieten. Wel herinner ik me nog de verwarring bij het aanhoren van de geluidsfilm die het nummer Heksensabbath was, met al die exotische namen van Paracelsus en Tlazolteolf tot Torralba & Gauricus, en ook staat me de sensatie bij van voor het eerst Babylon te horen en Wie kan me nog vertellen. Een sensatie die zonder woorden bleef. En ’s avonds, als het donker was, / dan ging je op de deern, / daar stoven dan de veren, / totdat de nacht gedonderd / en de dag gebroken was. Ik had geen idee.
Het album sloeg niet aan bij het grote publiek, maar werd gekoesterd door een kleine schare liefhebbers, die zich, terwijl de generaties elkaar opvolgden, vernieuwde. Zo kon het gebeuren dat het, vijftig jaar nadat het was opgenomen, live op de planken verscheen in een uitvoering van Mauro Pawlowski (1971) en het Braaknoot ensemble. Dertien december deed het circus van tien man het Tolhuis aan in Amsterdam Noord.
Het toneel was in rookwolken gehuld. Ik onderscheidde verscheidene microfoons en muziekstandaarden, toetseninstrumenten, een drumstel. Een jonge vrouw bracht een wierookvat op en hing het aan een standaard. Ik keek om me heen en telde een zestigtal bezoekers. Dat het een cultalbum was wist ik, maar dit is wel erg weinig publiek, bromde iemand achter mij. Het was nog niet gezegd of daar gonsde door de zaal: hij is er zelf ook, kijk! Bij de bar was te zien dat Boudewijn de Groot, met vrouw en kinderen was binnengekomen. Maar niet voor lang. De zaallichten doofden en daar klonk al het geroezemoes dat aan de eerste tonen van Babylon voorafgaat.
De muziek was hard. Het psychedelische undergroundgeluid was verrijkt met voortschrijdend inzicht van hardrock en metal. Feesten van herkenning werden afgewisseld met hels kabaal dat de oren teisterde en de ingewanden los trilde. Het onschuldig ingezette rondedansje ter ere van de Duivel – waar woont de zwaan / kinderen van de maan / dochters van Varaan / en de god Waldaan / noem de naam – ontspoorde in een oorverdovend en eindeloos herhaald Satan is hier.
Het echode nog langer na.
Aan het slot van het hoofdstuk Mooi doodliggen van de gelijknamige roman van A.F.Th. van der Heijden (1951), heeft de hoofdpersoon Grigori Moerasjko zijn intrek genomen in hotel Des Indes. De volgende dag zal de eerste zitting beginnen van het Strafhof in de zaak van de neergehaalde MX-17. Moerasjko volgt die zaak al sinds juli 2014 en heeft substantieel bewijs voor het Russische aandeel in de crash aangevoerd. Hij is juist terug van een lunch in de Trèveszaal, waar hij, door de lange toespraken en begroetingen, zijn eetlust niet heeft kunnen stillen. Moerasjko heeft honger.
Dan sla ik pagina 345 om en staar naar twee witte pagina’s – nu ja – op elf letters na. Tussen aanhalingstekens staat op de rechterbladzijde in vetgedrukte letters ‘Satan is hier’.
Ik sluit mijn ogen en kijk in gedachten de zaal van het Tolhuis rond. Heb ik iemand over het hoofd gezien?