Lieve stad

Ik had het ziekenhuis verlaten en wilde de tram nemen naar het Muiderpoortstation. Om mij heen was het zomerlicht, voor me de groene wand van de bomen van het Oosterpark. Van tussen het lispelen van de bladeren klonk geroezemoes van stemmen en onrustige klanken van een soundcheck. Van alle kanten kwamen zwarte mensen in traditionele kleren. Tussen de bomen door kon ik zien dat zich een menigte had verzameld rond het slavernijmonument van Erwin de Vries (1929 – 2018). Er kwam een student medicijnen op me toe (witte broek, witte jas) die me een sleutelhanger overhandigde met een label waarop stond: ‘op weg naar een rookvrije generatie’. Er was al die tijd geen enkele tram langsgekomen; de drie niet en de één niet. Ik besloot naar de trein te lopen.

Het OLVG (locatie Oost, dient men er tegenwoordig bij te zeggen) heeft  een plekje veroverd in mijn biografie. Mijn vader heeft er gewerkt. Niet als arts, nee, hij bleef na de nieuwbouw met een kleine ploeg over om de laatste klussen te klaren. Het moet in de vroege jaren tachtig zijn geweest. Dat hij een haarkapje op moest en medische klompen aan om een vloertje bij te strijken in de operatiekamer, had hij nog nooit meegemaakt.

We hebben er regelmatig met het Linnaeuskoor gezongen in de kapel, een replica van een Romaans kerkje in Griekenland. Het Weihnachtsoratorium van Heinrich Müller, de Via Crucis van Franz Liszt, en één van onze programma’s voor dodenherdenking. Bij dat laatste optreden was de kapel voor de helft gevuld met bedden en onze zang werd soms ruw onderbroken door het piepen van een infuuspomp.

Ik was er in de prikpoli waar acht dames hun gesprekken in sappig Amsterdams, over de gordijnen van de chambrettes heen, onverstoorbaar voortzetten, terwijl één van hen met de zekerheid van routine de naald in mijn arm dreef voor een bloedmonster. En het OLVG is het antwoord op de vraag hoe hebben jullie elkaar ontmoet? als die wordt gesteld aan Emilia en Bruch, het stel dat de hoofdrol speelt in het boek Noodweer van Marijke Schermer (1975). Tenminste in de versie van Emilia, want dat Bruch haar al eerder zag op een feestje van haar broer, kan zij zich niet herinneren.

Tweede keer, voor mij dus de eerste keer, in het ziekenhuis. Ik bracht een aangereden buurman binnen. Hij werkte er. We ontmoetten elkaar bij toeval in de hal. We raakten in gesprek. We maakten een wandeling in het park in zijn lunchpauze.

Oud-burgemeester Eberhard van der Laan noemde Amsterdam een lieve stad. Van Amsterdam is het OLVG de liefste plek, nergens tonen Amsterdammers (m/v) zich kwetsbaarder en hulpvaardiger tegelijk. Trouwens dat park dat zich ontpopt als locus amoenis van de eerste ontmoeting van Emilia en Bruch, is hetzelfde park als waar M. en N. uit Kamers antikamers van Niña Weijers (1987) en Dennie is een star van Maartje Wortel (1982) regelmatig met elkaar oplopen om het leven door te nemen.

Op de eerste ontmoeting volgde een periode van tien weken dat Emilia en Bruch elkaar niet zagen. Dan maakt Emilia zich op voor een volgende ontmoeting.

Het Onze Lieve Vrouwe Gasthuis stond onveranderd tegenover het park op haar te wachten. Ze stak over, passeerde de rokers, sommigen met een infuuspaal naast zich en ging naar binnen.

Zo ging dat tot voor kort. Sinds 1 juli mag je nergens in en om het ziekenhuis meer roken.

Dit bericht is geplaatst in tussen tuin en wereld met de tags , , , . Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *