Was de rechtbank waar de zedenzaak van rapper en stand-upcomedian Ali B. drie dagen diende gevestigd in Onderland, de plaats van handeling van het gelijknamige boek van Alma Mathijsen (1984) en alleen bekend aan mensen die weten wat misbruik is en waar monsters uit het verleden samen leven met hun prooi en nachtmerries vrij spel hebben? Je zou het zeggen, dader en slachtoffers waren aanwezig, een stormwind aan emoties wilde van geen liggen weten, laaide alsmaar op. Maar dan, van Harper, de verteller in Onderland, weten we dat het goed is in Onderland, dat daar niets bestaat dat haar tegenstaat. Daar is geen plaats voor juridische sofismen en journalistieke sensatiezucht, een uitspraak van de rechter is dan nergens voor nodig.
Op het opinieplatform De Nieuwe Wereld (DNW) stond men afgelopen zondag stil bij het proces. Jelle van Baardewijk, cultuurfilosoof, lector bedrijfsethiek en programmamaker bij DNW, was zich rot geschrokken. Als ook maar de helft klopt van wat die vrouwen hem verwijten, dan denk ik echt: zo, wat ben jij het aan het verkloten voor gewone mannen zeg. Ik keek naar het scherm en meende toch dat dat de minste zorg moest zijn van de misbruikte vrouwen.
Gedaagde gebruikte het hof als podium voor wat hem maar te binnen schoot, gevraagd maar meestal ongevraagd, zoals een stand-upcomedian gewoon is. Het advies om stil te zitten als je wordt geschoren, is aan B. niet besteed en wat er gebeurt met een vlek als je erin gaat wrijven, moet zich ook nog aan hem openbaren. Wat bezielt de komediant dat hij geen nee accepteert en zijn wil, of moet ik zeggen geilheid, als hoogste instantie ziet?
Het antwoord passeerde in Onechte paradijzen, het boek over hasjiesj en opium dat Charles Baudelaire (1821 – 1867) in 1860 publiceerde. Ik las: Zo zal zijn redenering in zijn werk gaan: eenmaal het eerste gevoel van smart voorbij, zal hij nieuwsgierig die handeling of dat gevoel analyseren waarvan de herinnering zijn zaligheid van dat ogenblik heeft verstoord, de motieven die hem eens bezield hebben, de omstandigheden die hem ertoe brachten, en als hij niet voldoende rechtvaardiging in de omstandigheden vindt om zijn zonde zo niet vrij te pleiten dan toch te verzachten, denk dan niet dat hij zich gewonnen geeft.
Baudelaire beschrijft hier de gedachtegang van een fijngevoelig mens, een kunstenaar misschien, een romanticus zou hem een onbegrepene noemen, een bourgeois een zonderling. Om eerlijk te zijn heeft hij ook wel een en ander van Baudelaire weg. Wel mogen we uitsluiten dat de schrijver Ali B. voor ogen had.
Wij hebben gezien dat hij op infame wijze de heilige deugd van de boetedoening imiteert, tegelijk speelt voor boeteling en biechtvader, dat hij zich gemakzuchtig absolutie geeft of wat nog erger is, dat hij aan zijn veroordeling nieuw voedsel voor zijn trots ontleent. (…) Hij verwart totaal de droom met de daad en terwijl zijn fantasie meer en meer warm loopt voor het betoverende schouwspel van zijn betere en geïdealiseerde ik dat hij in de plaats zet van zijn echte persoonlijkheid, zo arm aan wil, zo rijk aan ijdelheid, vat hij tenslotte zijn apotheose in deze aardige en eenvoudige woorden samen, waarin voor hem een hele wereld van vreselijke genietingen vervat is: ‘Ik ben de deugdzaamste van alle mensen!’
Uitspraak van de rechter wordt 12 juli verwacht.