Fractaal

Jan Greshoff (1888 – 1971) werd zeventig en Leo Vroman schreef het gedicht ‘Hoe 70 te worden’. Het verscheen in jaargang 121 van De Gids met een opdracht aan zijn mentor. Twee jaar later nam Vroman het op in de bundel ‘De Ontvachting’, de opdracht liet hij achterwege. Misschien omdat er al een gedicht voor Jan Greshoff in de nieuwe bundel stond: ‘Voor Jan Greshoff, en voor een meisje zonder hoofd’, misschien ook omdat het vers nauwelijks over Greshoff gaat en vooral over Vroman zelf. Lees de laatste regels: ‘Wij dichters worden eng ontbijt: / mijzelf, toch altijd al, beschouwende / vrees ik 1985, ik heb al spijt. / Ik ben niet zo sterk. / Verzeventigen is vermoeiend werk.’

In de gedichten die Vroman schrijft in 1985, komt zijn zeventigste verjaardag niet voor, laat staan de vrees voor dat heugelijke moment. Wel draagt hij gedichten op aan collega’s die, net als Greshoff, zeventiger waren in 1960. De regels: Hij stapte een drempel over en was binnen. / Daar op tafel wenkte het witte zand / hem als papier om nogmaals te beginnen. komen uit Wintertocht en zijn opgedragen aan Adriaan Roland Holst. In reactie op J.C. Bloems Grafschrift: Een steen, door ’t groen gebarsten, en verweerde / Letters en cijfers, die de regen vult. schrijft Vroman: Wat kan ik anders na mijn dood nog laten barsten / behalve mijn meester- en mijn achterwerk / zonder een diep gebeitelde liefst in de dwarste / splijtende zelden bezochte zerk?

De gedichten verschijnen een jaar later in een bundel die de naam Fractaal krijgt. Een paar jaar eerder was het boek The Fractal Geometry of Nature verschenen van de wiskundige Benoit B. Mandelbrot (1924 – 2010), waarin de term fractal wordt gemunt. Vroman omschrijft het op het achterplat van zijn bundel als een hoeveelheid dimensies die geen heel getal is; een punt kan dus niet alleen in 1,2 of 3 dimensies voorkomen, maar ook in zo iets als 2,3 dimensies. De dichter stelt zich even later voor hoe uit een punt tussen de dimensies drie en vier; ruimte en tijd, gedaanten ontstaan die daar vrij kunnen schommelen. Dan is het ook lekker om te geloven dat tussen gedachten en neergeschreven taal zulke overgangsgebieden bestaan: “Fractaal”.  

Ik probeer het mij voor te stellen. Niet te leven in het hier en nu, maar veeleer in een straks en bijna, of ten naaste bij en zo-even. Vroman formuleert dat in het titelgedicht strakker: dakloos te zweven / vlak boven ons dak / te sterk om te leven / voor sterven te zwak

Het rijmt, dus is het waar, terwijl het raadsel is gebleven. Is dat de manier om de angst voor het ouder worden te bezweren? Samen te vallen met zichzelf in een ruimte en tijd achter de komma?

Twee bundels en vijf jaar later is Vroman er op uitgekeken. In een interview met Maarten Doorman in de boekenbijlage van Vrij Nederland zegt hij: Het blijft natuurlijk bijzonder dat je met een heel klein programmaatje organische vormen van de natuur zo dicht kunt benaderen, maar veel verder dan de varen en de long kom je er niet mee. Bovendien schrijft die Mandelbrot een beetje arrogant en vervelend en heb ik een hekel aan zijn uitgangspunt van self similarity, dat ervan uitgaat dat onderdelen dezelfde eigenschappen hebben als het geheel.

Vroman heeft dan nog vierentwintig levensjaren tegoed, en zijn publiek ruim twintig bundels gedichten.

Dit bericht is geplaatst in tussen tuin en wereld met de tags , , , , . Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *