Mijn enige bezwaar tegen de poëziebloemlezing in twee delen ‘Is dit genoeg: een stuk of wat gedichten’, samengesteld door C. Buddingh’ en Eddy van Vliet, is dat er geen gedichten in staan die na 1980 zijn gemaakt. Dat is geen kritiek. De ondertitel van de anthologie luidt ‘honderd jaar Noord- en Zuidnederlandse poëzie (1880 – 1980) in dertig thema’s’, de boeken verschenen in 1982, drie jaar later overleed Kees Buddingh’. Meer mochten we werkelijk niet verlangen. Het beroemde gedicht ‘De Dapperstraat’ van J.C. Bloem (1887 – 1966) heeft een plaatsje gekregen in de afdeling ‘Geluk’. Wij van het Linnaeuskoor zingen het morgen in Café Belcampo als onderdeel van het programma ‘Stad en Land’.
De Dapperstraat verscheen in de bundel Quiet though sad uit 1946. Waar verwees Bloem naar toen hij schreef wat is natuur nog in dit land? / Een stukje bos, ter grootte van een krant, / Een heuvel met wat villaatjes ertegen. Was de versnippering van Nederland al zo ver voortgeschreden? Zelfs als we in aanmerking nemen dat een krant destijds twee keer zo groot was? Of wijst Bloem op de haveloze staat van het land na het vertrek van de bezetter? In elk geval zorgde deze formulering ervoor dat die aan betekenis heeft gewonnen nu de niet-stedelijke gebieden een chaotische aanblik geven van snelwegen, blokkendozen en grasfalt zo ver het oog reikt. Wij snappen Bloems voorkeur voor de stedelijke wegen en De wolken, nooit zo schoon dan als ze, omrand / Door zolderramen, langs de lucht bewegen.
Al zou het wel eens zo kunnen zijn dat het Bloem niet gaat om de wolken boven Amsterdam Oost. Hij spreekt zijn voorkeur uit voor structuurelementen in het stedelijk gebied; de wegen, de kaden, die verkeersstromen, buurten en waterstromen intomen, het zolderraam dat een lijst om het uitzicht op de hemel vormt. Het leven houdt zijn wonderen verborgen/ Tot het ze opeens toont in hun hoge staat. Deze regels, in een nagenoeg puntgaaf sonnet, suggereren dat het hier gaat om het vermogen van een vormvast gedicht om het bijzondere te tonen in het alledaagse. De Dapperstraat verwijst dan niet naar de Amsterdamse straat tussen de Mauritskade en de Domselaerstraat, maar naar zichzelf. Het had in de verzameling van Buddingh’ en Van Vliet ook in de afdeling poëzie kunnen staan.
Ik weet niet of het door het gedicht komt dat de wolken nooit mooier zijn dan bekeken door een zolderraam, maar het is, bijna tachtig jaar na het verschijnen van De Dapperstraat, wel zo dat in de stad, veel meer dan in het landelijk gebied, natuur overal om ons is. De biodiversiteit en de variatie in soorten is in de steden en niet alleen in Artis, juist aan de rafelranden van de stad, veel groter dan die van het platteland, terwijl stedelijke ecosystemen, in veel gevallen inderdaad niet groter dan een krant, bovendien dynamischer zijn en zich gemakkelijker aanpassen aan catastrofale klimaatontwikkelingen.
Geen wonder, ze stonden aan de wieg van die ontwikkelingen; zijn er zelf het product van. We kunnen van die stedelijke dynamiek leren ons te voegen naar veranderingen die al begonnen zijn en zo nog een paar keer domweg gelukkig zijn.
Het Linnaeuskoor zingt ‘Stad en land’ met pianobegeleiding van Felicity Goodwin en Lucas van Helsdingen op basklarinet en schalmei. Alle muziek is gecomponeerd door onze dirigent Jan-Paul van Spaendonck. Zaterdag 22 februari 20:30 uur. Café Belcampo, OBA Hanny Dankbaarpassage 10, Amsterdam.