Ballenbak

Mijn vader was naar zijn werk vertrokken en zijn pak brood lag nog op de keukentafel. Tweede helft jaren zestig, het moet in de zomervakantie zijn geweest. Mijn moeder vroeg me mijn fiets te pakken en mijn vader het pakket na te brengen. Heel ver was het niet, misschien een kilometer of twaalf. Mijn vader verrichtte bouw- en herstelwerkzaamheden bij Fokker, de vliegtuigbouwer die op de terreinen van oud Schiphol was achtergebleven. Een slagboom blokkeerde de toegang tot het terrein. De portier boog voorover om me te kunnen zien. Achter de toegangspoort was een geasfalteerde plaats. Lawaai uit fabriekshallen. Aan de andere zijde klonk van de steigers geluid van radio’s, het schrapen van troffels op stenen, het gillen van een zaag. Iemand riep naar beneden. Niet mijn vader, die stond lachend naast zijn maat en stak zijn hand op toen ik hem in het oog kreeg. Het voelde vijandig en vertrouwd. 

Ada mocht mee in de bus van haar vader op de dag dat hij de sleutel van de caravan kreeg overhandigd. Op de cassettespeler klonk Jimmy van Boudewijn de Groot en Pa zong luidkeels mee Als hij maar geen voetballer wordt / ze schoppen hem misschien half doo-o-ood. Zijn dochter is vijf jaar en durft hem te vragen waarom hij ergens anders gaat wonen. Omdat die dingen nu eenmaal zo lopen, mop. Mannen en vrouwen, die gaan niet goed samen, niks aan te doen. luidt het antwoord.

Ada is de verteller in Rouwdouwers, het debuut van Falun Ellie Koos (1992) dat meedingt naar de Libris Literatuurprijs. Als Ada op school is slaags geraakt met een jongen die haar broer belaagde, is ze daar niet langer welkom. Haar vader is trots op zijn dochter en zegt je hebt hem goed geholpen met wisselen. De weken die volgen neemt hij haar mee naar het hoveniersbedrijf. Ze werken de hele dag en trekken zich van schafttijden niets aan. Rouwdouwers. Als Ada de tweede persoon enkelvoud gebruikt, bedoelt ze Broos, haar twee jaar jongere broer. Van haar moeder weten we alleen dat Linda niet haar naam is. Het gemak waarmee ze hem voor het lapje had gehouden heeft haar vader haar nooit vergeven.

Ada’s vader heeft ook geen naam. Zijn prikkelende kus ruikt naar bier, zware shag en natte aarde. Liever was hij in een woordeloze wereld: nooit zeiden ze wat ze echt van je wilden: je geld, je tijd, je vrijheid. Hij rust niet voor hij vindt dat het onrecht is rechtgetrapt, en smeerde zich niet in tegen de zon: Het was gevaarlijk: er zou maar een bosmaaier uit zijn handen glibberen. Als Ada voor het eerst ongesteld is, heeft hij voor een doos maandverband op zijn aanrecht in de caravan gezorgd, slaapt hij voortaan in het woongedeelte en heeft zijn dochter de slaapkamer voor zichzelf. Het leven is geen ballenbak leert hij zijn dochter en aan het eind van de dag was er altijd weer de caravan. Altijd weer mijn vader. Lauwe aardappels en andijvie. Een stenen gehaktbal.

Als Ada, eenentwintig inmiddels, haar eerste presentatie op de kunstacademie heeft, is haar vader er ook. Het enige wat hij deed was naar me kijken. Zijn mond een kras. Er waren geen woorden nodig om te begrijpen dat er een verbond was gebroken.

Mannen als Ada’s vader, vijandig en vertrouwd, zitten in mijn genen. Ik ben er een laffe versie van.

Dit bericht is geplaatst in tussen tuin en wereld met de tags , . Bookmark de permalink.

Eén reactie op Ballenbak

  1. Petef schreef:

    Wat een mooie column Nico

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *