Voor de volgende instructie licht de verpleegkundige zijn witte jasje op en neemt met de vinger en de duim van zijn linkerhand een huidplooi van zijn buik op, met de andere hand – de duim en twee vingers gestrekt, ringvinger en pink gebogen – zet hij een denkbeeldige prik.
Smalltalk is aan haar niet besteed. Ina heet ze en ze is de hoofdpersoon van Een coquette vrouw van Carry van Bruggen. Aan niets heeft ze zo’n hekel dan aan mensen die elkaar napraten om er maar bij te horen. Haar zusters van de vrouwenkiesrechtvereniging, ze walgt van hen. Niet omdat ze haar doelen niet zou onderschrijven, maar omdat hun ijver korte metten heeft gemaakt met elke individualiteit.
Als ze er niet meer tegen kan, gaat ze naar buiten. Ze wandelde en zwierf veel alleen en dan mijmerde ze dikwijls over de eindeloze en ontstelllende wonderen aan haar eigen lijf en in de natuur -, het wonderwerk van de fijn-gelede bloedsomloop, van het dag-en-nacht stuwende, nooit falende hart, over haar ademhaling en haar hersens, haar ogen en oren – over de orde van planten en dieren (…) tot het gevoel van verwondering plaatsmaakt voor onrust, en plotseling bemerkte ze, dat ze aan alle kanten benauwd zweette, dat het was als werd ze door zichzelf verstikt en niet meer ademen kon.
Ik zit op een stoel en staar naar een bloot bovenbeen. Neem een plooi tussen duim en wijsvinger van je linkerhand, zegt hij. Goed zo, en nu neem je de spuit tussen duim en wijsvinger van je rechterhand, met de naald naar beneden. Juist, en plaats nu, in een beweging, de naald in de plooi tot de naald niet meer zichtbaar is.
Voelde je iets?
Pak nu de spuit in je been over met je linkerduim en -wijsvinger zodat de spuit stabiel in positie blijft. Met de vingers en de duim van je rechterhand druk je, gelijkmatig, met de groene pomp, de inhoud van de spuit in je been.
Doet geen zeer, toch?
Laat de naald nog even staan. Zo. En neem hem nu met je rechterhand uit je been. Pas op, de naald is scherp. Je kunt de plastic huls voorzichtig over de naald schuiven, de spuit terugdoen in de plastic verpakking en hem zo veilig weggooien.
Daar staat hij voor me. Twee opgestoken duimen, zijn neus en een stuk van zijn snor piepen boven zijn mondmasker uit.
Elke junk kan het, zeg ik.
…. dat lijf vol onbegrepen wonderen, vol onbekende, vreemde werelden, waar onbegrepen wetten heersten, waar haar wil geen macht, haar begrip geen vat had en alles buiten haar om vastgesteld en geregeld werd …
Nog staat hij daar, met die triomfantelijke blik, in die witte uniformkleren en die opgeheven duimen.
Hij kijkt me aan en zegt: Morgen mag u naar huis.