Aderlating

Het eerste nummer van ‘Windveren’, het album dat Boudewijn de Groot in 2022 uitbracht, heet ‘Aarde’. De planeet is een bezield organisme, een beetje dom, een beetje naïef en doorgaans de zachtheid zelve voor haar bewoners. Maar ‘als het haar teveel wordt / bestraft ze onze gekte / met hagel en insecten’ en velt vervolgens ‘zonder mededogen’ een vernietigend oordeel. Daarna rest ons niets dan onze doden te tellen. Het lied eindigt met de oproep: ‘dus laat haar met rust / laat haar gewoon / wat door de ruimte zweven’.

De tachtigjarige zanger is niet de eerste die de blauwe planeet als een levend wezen ziet. Sir Arthur Conan Doyle (1859 – 1930) (ja, die van Sherlock Holmes, maar hij schreef zoveel meer) ging hem honderd jaar geleden voor. When the World Screamed is een sciencefictionverhaal waarin professor Challenger probeert contact te maken met het diepste wezen van de aarde. Daartoe doorboort hij de aardkorst om haar sensory apparatus te stimuleren. De wereldpers is aanwezig bij de mijnschacht als de boor de grond in gaat. Op dat moment klinkt een jammerkreet waarin pijn, boosheid, dreiging en de woedende grootsheid van de Natuur samengebald werden in één afschrikwekkende gil.

Lisa Doeland (1984), in wier boek Apocalypsofie ik dit las, schrijft: Het is moeilijk om de aarde hier niet als een vrouw te zien, die hier tegen haar wil gepenetreerd gaat worden – een vreemdsoortige verkrachtingsfantasie. Klopt, al lijkt mij het gegeven dat Conan Doyle arts was, ook van belang. 1925, de grote oorlog was voorbij, de pandemische Spaanse Griep doofde langzaam uit. De medische wetenschap had er, de talloze slachtoffers ten spijt, een boost van gekregen. Als de schreeuw van de aarde is verstomd, spuit er een stinkende substantie naar buiten die de hele schacht vernietigt. Een aderlating van jewelste.

Doeland was zestien toen ze het rapport van de Club van Rome uit 1972, las. Een eyeopener was het. Ze was niet gek en ook geen zeikerd; onbeperkte groei is een gevaarlijke fantasie op een eindige planeet. Ze concludeert: En als er iets als een paal boven water staat, dan is het wel dat we met die waarschuwing helemaal niets hebben gedaan.

Dat is niet helemaal waar. Een jaar voor Grenzen aan de groei verscheen Panies dagboek van Roel van Duyn (1943), waarin hij, net als Lisa Doeland, zijn gedachten laat gaan over de naderende apocalyps: Wat betekent mijn dood? Onze dood? Is het het einde van alle einden? Moeten we het vrezen? Het regent. En een jaar of tien voordat Lisa het rapport las, publiceerde Koos van Zomeren (1946) Het Scheepsorkest en stelde de vraag of uitsterven (van dassen in dit geval) een genade is, of een vloek. Als je daartussen kunt kiezen ben je in het gelukkige bezit van een standpunt. Als je het gevoel hebt dat het allebei waar is, val je ten prooi aan een moerasachtige droefheid: ons land staat niet zozeer vijandig tegenover de das, als wel tegenover het leven als zodanig.

Ik weet niet of lezen en schrijven iets doen is, en ook Lisa Doeland vraagt zich af of ze niet gewoon de barricaden op moet: Ikzelf word mijn apocalypsmoeheid de baas door erop te vertrouwen dat het ertoe doet zowel ‘de wereld’ als ‘het einde’ te doordenken en anders te denken. En in godsnaam niet alleen, maar samen, in gesprek. Vandaar ook dit boek.

Er is een ander einde van de wereld mogelijk.

Dit bericht is geplaatst in lijf en leden met de tags , , , , . Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *