Veel van onze herinneringen zijn, zonder dat we ons dat realiseren, herinneringen aan foto’s van onze ervaringen in plaats van herinneringen aan het leven zelf. Wie de tijd van leven heeft, komt daar op een gegeven moment met een schok achter. Ik meende mij nog levendig te herinneren hoe de avondmaaltijd eraan toeging rond de tafel in het kleine huis waar ik ben grootgebracht, tot ik in een fotoalbum van mijn moeder op het beeld stuitte dat ik in mijn hoofd had. Een kleine zwart-witfoto waarop mijn vader ontbreekt die van bovenaf de eettafel, mijn moeder, broer en zussen in beeld brengt. Tot mijn schrik ben ik niet eens in staat er de kleuren aan toe te voegen.
Feuerbach (1804 – 1872) was erbij toen in de negentiende eeuw de fotografie werd uitgevonden. Maar voor het zover was constateerde hij al dat onze tijd de afbeelding prefereert boven het ding, de kopie boven het origineel, de voorstelling boven de realiteit en de schijn boven het wezen. Susan Sontag (1933 – 2004) voegt er de observatie aan toe dat juist de eeuw van het positivisme, de negentiende eeuw waarin men afrekent met religie, metafysica en ideologie, het begin is van de triomftocht van de fotografie, die niet veel later samenvloeit met de zegeparade van film en video, zonder dat een van deze technieken de ander verdringt. De volgende eeuw zal de relatie tussen beeld en werkelijkheid het belangrijkste thema worden in de beeldende kunst, maar het benul van dit onderscheid was er natuurlijk al sinds Plato zijn metafoor van de grot uiteen zette.
Tijdens de voorbereiding van de avond dat de leerlingen van zes vwo hun diploma krijgen uitgereikt, buigen collega Stadhouders en ik ons over de foto’s die we van onze leerlingen hebben verzameld. De bedoeling is om in enkele beelden de nog prille werdegang van onze geslaagden te projecteren. En opnieuw treft het me met een schok dat mijn jeugd is gehuld in zwart-witte nevelen in een gekarteld kader met gekrulde hoekjes, terwijl die van hen van het scherm spat in full-color en een veelheid aan pixels. En terwijl de beelden in mijn geheugen zijn geschoten door de autoriteit van de vader of de portretfotograaf, heeft deze generatie het beheer van de herinnering radicaal in eigen hand genomen, al dan niet met behulp van de selfie-stick. De vraag hoe deze jonge mensen naar zichzelf kijken, durf ik nauwelijks te stellen.
Over een renner van wie we veel verwachten, maar wiens prestaties in koers tegenvallen en die er aan de meet niet aan te pas komt, zeggen we hij staat niet eens op de foto. Wanneer we iets meemaken dat ons verstand te boven gaat en dat we daarom nauwelijks beseffen, noemen we dat niet te filmen. Om dit allemaal te voorkomen vragen we aan het eind van de diploma-uitreiking alle leerlingen naar voren voor een allerlaatste klassenfoto. Razendsnel formeert zich het gezelschap; heren door de knieën op de voorste rij (want de meisjes hebben jurken aan), de hooggehakte dames dicht opeen daarachter. Na een drie, twee, een, go vliegen alle square hats in de lucht.
Om ons voorgoed de illusie te geven dat het echt gebeurd is.