Liefhebbers van de koers drommen samen op de top van de Monte Grappa, de laatste hindernis in de Giro d’Italia. Kinderen in roze kleren. Springende en joelende vrouwen, ik hoor koebellen. Mannen uitgedost als dinosaurus, ik zie Obelix met roze haar, gele vlechten, een helm met hoorns op het hoofd, een volle rode baard waaruit een rokende pijp steekt. Een man holt met een luid ronkende kettingzaag met de renners mee. Iemand zwaait een opgezette vos boven zijn hoofd. De commentatoren van dienst weten het ook niet meer.
Harper ontmoet Mandy aan de andere kant van de herbelevingsgrens. Een bakstenen huis met rolluiken voor de ramen, de deur op een kier. Als ze naar binnen gaat, maakt elke stap een soppend geluid. Het ruikt er muf. In de woonkamer tikken misschien wel zestig koekoeksklokken. Door open schuifdeuren steekt een eekhoorn zijn poten naar haar uit. Een opgezet exemplaar en er zijn er tientallen meer; een marter, een wild zwijn op een bedje van mos met geprepareerde kevers en zelfs een lieveheersbeestje op de hoef. Langs de muren kijken felgekleurde Furby’s toe. Dan hoort ze voetstappen op de trap.
We zijn in Onderland de laatstverschenen roman van Alma Mathijsen (1984). Op de titelpagina staat Gebaseerd op waargebeurde nachtmerries. Harper, de verteller en ik-persoon, is door haar matras en bed in Onderland gevallen. Hier durven we de gruwelijkheden van vroeger recht aan te kijken, alle monsters uit het verleden leven samen met hun prooi, niemand is meer bang voor wat ons is overkomen. Alles in Onderland is goed, hier bestaat niets dat me tegenstaat. Ik ben hier en ga nooit meer weg.
Wat de bewoners van Onderland bindt, is seksueel misbruik. We weten dat de ik-persoon van Mathijsens vorige roman Bewaar de zomer is verkracht toen ze zestien jaar was en voor de eerste keer seks had. Onderland borduurt voort op dat thema.
De voetstappen horen bij een meisje van een jaar of vier, grijs shirtje, witte rafelige broek, en haar opa. Als Harper het kind wil oppakken, grijpt ze dwars door haar heen. Het meisje stamelt: Je moet zeggen dat het niet echt is. Harper zegt: Je bent niet in dat huis, je ligt op een houten vloer. Langzaam vervaagt opa en trekt het huis zich terug. Mandy stelt zich voor. Een stil kind, vaak hoofdpijn, misselijk op school, sloot zich het liefst op in haar kamer, buikpijn, ze werd gek van het getik van klokken en sneed zichzelf. Nu is ze een jonge vrouw van in de twintig die door verkeerd te ademen herbeleeft wat haar is overkomen. Alles wat ik over mezelf weet, heb ik gezien in flitsen uit het verleden.
De bewoners van Onderland gaan elk op hun eigen wijze om met wat hen is aangedaan. Harper somt ze in het laatste hoofdstuk op: Het Zwanenmeer van Mieke, de tientallen varianten van Jan in het park, de drift van Teun om altijd meer te maken, het parfum van Papa dat hem redde, planten die door de huid van Fiona groeiden, de zes mechanismes van Sanna, het bolletje van Levi en de badkuipen van Texas. Ze komt tot de conclusie dat ze een land heeft opgegeten, dat het overal in haar zit. Van beter worden kan geen sprake meer zijn.
De Monte Grappa is er niets bij.