Collega Bolder vertoeft deze winter in Singapore. Daar dient ze de internationaliseringdoelstellingen van onze school en ze helpt een stuk of vijf leerlingen grotere naamsbekendheid te krijgen voor de satelliet die ze van een conservenblikje hebben gemaakt. Ik zag een foto van haar en de leerlingen op het scherm van een smartphone. Een zonovergoten grootstad, een betonnen rand langs het trottoir waarop ze hadden plaatsgenomen om ons in de koude winter breeduit toe te lachen. De boodschap was me duidelijk. Voor de duur van haar verblijf daar zijn de leerlingen van haar zes-vwoklas aan mij toevertrouwd. En wat lag er meer voor de hand dan met hen het thema van ‘de grote afwezige’ uit te diepen.
God in zijn schepping, geluk in het casino, liefde in het huwelijk, rust in de vakantie, doorstroming op de autowegen, snelheid op het spoor, vertrouwen in de regering en, vooruit, wijsheid en bezonken oordeel op de scholen, waar we de aanwezigheid van een bepaalde kwaliteit het meest verwachten, treffen we die doorgaans het minste aan. Ligt het aan onze overspannen verwachtingen? Overtreft ons verlangen onze realiteitszin? Zijn wij de mensen die telkens weer sinaasappels verwachten van een eenvoudig appelboompje, om met Gustave Flaubert (1821 – 1880) te spreken?
Gedragsbioloog en essayist Thijs Goldschmidt (1953) heeft het over Yeti, de verschrikkelijke sneeuwman. Geen aanweziger afwezige dan hij, betoogt Goldschmidt in een essay in de laatste aflevering van De Gids. Voor de bewoners van het Himalayaanse hooggebergte is Yeti scheppingsmythe, nationaal symbool en spaarvarken in één en zij zien uiterst kritisch toe op pogingen om een eind te maken aan het raadsel van het bestaan van het bergmonster. Yeti duikt steevast op in de verhalen van gidsen en sherpa’s, dikwijls op fluistertoon uitgesproken. Het wezen zou op twee benen lopen en meer dan twee en een halve meter lang zijn. Zijn lichaam is zwaar behaard en oranjeachtig van kleur. Hij laat voetstappen na in de sneeuw die veel groter zijn dan voetstappen van een mens en die ruiken naar beer.
Elke bergbeklimmer die ooit een lange nacht in eenzaamheid op de flanken van de Himalaya moest doorbrengen, kent de angst voor Yeti, en twijfelt niet meer. Chinese onderzoekers organiseerden vanaf de jaren zestig Yeti-razzia’s om met een gevangen exemplaar vast te kunnen stellen of het hier misschien ging om de Gigantopithecus blacki, een reusachtige mensaap die officieel al 200.000 jaar is uitgestorven. De razzia’s leverden niets op.
Aan Yeti toegeschreven botsplinters, haren en schedeldelen, bleken keer op keer van beren en soms van een hond. Dat Yeti’s jonge vrouwen en mannen roven om met hen te paren en hen op te eten, is nooit bevestigd, al zijn er wel mensen spoorloos in het witte hooggebergte verdwenen en doet de roep van de Yeti eerder mensachtig dan beerachtig aan.
Grimmig wordt het verhaal van Goldschmidt als hij komt te spreken over Heinrich Himmler (1900 – 1945), leider van de SS die het vermoeden koesterde dat de oer-versie van de Arische mens en Yeti wel eens één en dezelfde zou kunnen zijn. Himmler stuurt Ernst Schäfer (1910 – 1992) op pad om op zoek te gaan naar ein blond gelockten Wurzelrasse als fundament voor de Arische raszuiverheid. Het leverde niets op en Schäfer bood daarna zijn diensten aan in het vernietigingskamp Auschwitz .
Terwijl ik op de trein sta te wachten, zie ik, ver weg op het spoor, iets bewegen. Het komt naderbij. In het donker van de ochtendschemering is moeilijk te zien of de oranjegloed bij de stationsverlichting hoort of bij de vacht van het beest. Een spitse snuit, een atletische gang, een royale pluimstaart; voor de ogen van honderden forensen paradeert een vosje voorbij dat op zijn hielen wordt gezeten door de vertraagde sprinter naar Uitgeest.