Voor goud

Toen mijn rector mij vroeg of ik een receptie wilde bij mijn afscheid, vroeg ik haar of ik daar even over mocht nadenken. Terwijl ik daarmee bezig was sprak de collega aardrijkskunde me aan op de gang en noemde het belang van het markeren van het einde van de ene levensfase en het begin van de andere. Zelf is hij vorig jaar met pensioen gegaan. Zijn afscheidsfeestje moest ik aan mij laten voorbijgaan; het was nauwelijks een maand na mijn hartoperatie. De rommel van het partijtje was nog niet opgeruimd of zijn ex leidinggevende vroeg hem de school uit de brand te helpen en nog een paar groepen les te geven.

Voor ik in Krommenie begon, had ik feestelijk, hoewel tegen mijn zin, afscheid genomen van mijn collega’s in Almere, waar ik veertien jaar had gewerkt. De zes jaren op mijn nieuwe school waren omgevlogen. Misschien wel omdat het er eigenlijk maar drie waren. Daarna volgden twee jaren van pandemiechaos waarin leerlingen meer niet dan wel op school waren en het me niet lukte namen en gezichten binnen een schooljaar te combineren. Het afgelopen schooljaar besteedde ik de meeste tijd en energie aan mijn herstel, terwijl ik mij afvroeg of ik nog wel leraar was. Waar zou zo’n markering nog vaste grond vinden? Ik berichtte mijn rector dat ik van een uitzwaaimoment afzag. Maar ze mocht me op de laatste dag van het schooljaar wel toespreken, als ze dat wilde.

De grote vakantie brak aan en ik probeerde te wennen aan de illusie dat er geen einde aan zou komen. Ondertussen verzamelde ik moed om mijn werkkamer op te ruimen. Vier dagen sjouwde ik met volle tassen tussen mijn werkplek thuis en de papierbak op de parkeerplaats van de supermarkt. Papier dat nooit meer nodig zal zijn. Was het dat ooit?

Op de NOS-site lees ik: Roeisters pleiten voor cultuurverandering. Hoofdpersoon is Layla Youssifou die de komende Europese Kampioenschappen in München met Roos de Jong voor goud gaat in de dubbeltwee roeien. In haar geboorteplaats Almere was ze zich nog niet bewust van de “redelijk witte omgeving” in de roeisport, maar toen ze voor haar studie verhuisde naar Delft werd het haar duidelijk. “Ik kreeg voor het eerst te maken met grapjes over dat ik gekleurd ben, dat vond ik een heel gekke gewaarwording.” Zo is het. Ze zat drie jaar bij me in de klas en deed in 2013 eindexamen.

Toen het stof was neergedaald en afgenomen, viel op mijn opgeruimde bureau een boek van Cornelis Verhoeven (1928 – 2001) open op de pagina waar de frase medisch geweld stond. Dat was waar ook. De vraag die bij me opkwam nadat ik mijn lichaam na de operatie had bekeken, wachtte al bijna een jaar op antwoord. Wat is dit voor geweld? Mijn vriendin snapte al die tijd niet waar ik me druk over maak.

De schrammen en krassen die nu op mijn lijf te zien zijn, zijn het gevolg van het snoeien van de gele roos. Ze was ons verkocht voor een rosa golden showers, een soort die langdurig en uitbundig bloeit, ook in halfschaduw. Maar dit exemplaar geeft geen bloemen maar lange stekelige loten die de ramen van de bovenburen bedreigen. Het moet er een van het soort zijn waarvan in Doornroosje sprake is, of waarvan men een kroon vlocht om Christus in zijn laatste dagen mee te martelen.

De roos – veelbezongen bloem van de liefde toch? – leent zich even gemakkelijk als geweldattribuut. Waarom de geneeskunde dan niet?

Dit bericht is geplaatst in bij de les, lijf en leden, tussen tuin en wereld met de tags . Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *