Afgelopen vrijdag is Willem van Toorn overleden. Ik stel mij voor hoe Ineke, zijn levenspartner, de uitgeverij belt, dat Querido een persbericht opstelt en het droevige nieuws wereldkundig maakt. De digitale nieuwsplatformen melden dat weekeinde allemaal hetzelfde: achtentachtig jaar, ruim veertig romans, verhalenbundels, dichtbundels en essays, de lichtheid, de schijnbare eenvoud in groot stilistisch vermogen en zijn betrokkenheid bij maatschappelijke kwesties, vertaler van onder anderen Franco Loi en Cesare Pavese, Klaus Mann, Franz Kafka, Stefan Zweig, Christopher Isherwood, John Updike en E.L. Doctorow. Onno Blom schrijft maandag in De Volkskrant hoe Van Toorn een paar dagen eerder de genodigden voor de presentatie van door hem vertaalde brieven van Kafka en het essay ‘Kafka voor beginners‘ liet weten dat hij met een longontsteking in het ziekenhuis is beland en verstek moet laten gaan: ‘Pech hè, Hartelijk, Willem.’.
Een jaar of vijftien geleden was ik met een groep leerlingen in het Rijksmuseum voor de feestelijke afronding van een workshop poëzie van de Stichting School der poëzie. Ineke was daarbij betrokken, Willem was met haar meegekomen. We luisterden hoe Nina uit vier havo bij Het Joodse Bruidje haar gedicht over dat beroemde schilderij van Rembrandt las. Haar ouders waren ook naar het optreden gekomen. Voor de jonge dichteres was de aandacht van het goede te veel. Ik vond het niet leuk, verklaarde ze na afloop, ik schaamde me. We deden of het ons speet, maar wisten stiekem dat schaamte als didactisch middel moeilijk overschat kan worden.
Als Herman de Coninck (1944 – 1997) Van Toorns gedicht Een kraai bij Siena heeft herlezen, schrijft hij: Wat hij doet is meestal: een landschap neerzetten, het mag ook een schilderij zijn, en daar zo blijvend mogelijk een geliefde in onderbrengen. De Coninck citeert de laatste regels: Hoe zich deze woorden bewegen / ongeveer van mij naar jou en stelt vast dat het gedicht, door die laatste regels niet alleen een gedicht is over een vogel in een landschap, maar ook een gedicht over poëzie, en een liefdesgedicht, want toen het gedicht voor het eerst werd gepubliceerd was het opgedragen aan Toos, de moeder van zijn twee dochters. Van Toorn was nog niet van haar gescheiden, maar het gedicht had er al een vermoeden van. De Coninck: Er staat niet:‘ongeveer hoe zich deze woorden bewegen / van mij naar jou’, wat logisch zou zijn. Er staat: Hoe zich deze woorden bewegen / ongeveer van mij naar jou’. Die jou is een tamelijk stevige vrouw, de mij is altijd maar ongeveer. Dat komt niet goed.
Een landschap ontoegankelijk voor taal, zo begint het gedicht dat in de bundel Een kraai bij Siena tegenover het titelgedicht is afgedrukt. Verrekijker (Monteriggioni) heet het, en met die verrekijker blijkt het mogelijk niet alleen de ruimte, maar ook de tijd te manipuleren, én de taal, én het perspectief dat de illusie van werkelijkheid mogelijk maakt. De laatste strofe luidt: waaruit jij daar kunt lezen wat ik zie / vertekend binnenin dit instrument: / een even aan de tijd ontsnapte prent / uit de Riches Heures van de Duc de Berry.
Ook dit gedicht weet meer dan zijn maker; twintig jaar later zou de dichter zich in het Franse Saint-Denis-dujouhet, in de Berry vestigen, waar hij eenendertig mei aan de tijd is ontsnapt.
Ach, Ineke. Ach, A. en S. zijn dochters.
Ik mis plots een oudere broer. Gelukkig heeft hij van en over alles geschreven.