Raymond Lemorne is een nauwgezet man. Als de scheikundeleraar Saskia Ehlvest ontvoert en vermoordt heeft hij alles tot in de puntjes geregeld. Het tankstation langs de weg naar Dijon, de auto en de aanhanger, de mitella voor zijn zogenaamd gebroken arm, een pistool voor onvoorziene gebeurtenissen en een fles chloroform waarvan hij de formule, CHLC3 uit zijn hoofd kent. In zijn huisje op het Franse platteland heeft hij de verschillende scenario’s doorgenomen en geoefend om overal op voorbereid te zijn. Al kon hij niet vermoeden dat de sleutelhanger met de initiaal R aan zijn autosleutel die hij die ochtend bij zich stak, later op de dag nog zo’n belangrijke rol zou spelen.
De studiedag op school van 23 februari moest ik missen, maar gelukkig mailde onze rector deze week een memo met de resultaten. ’s Ochtends was er een aantal leerlingen uitgenodigd om met de docenten van gedachten te wisselen over de ideale les. Tot een sluitende definitie kwam het niet, maar er werden wel elementen genoemd die zouden helpen. Goede sfeer, variatie, duidelijke doelen en humor van de docent, kwamen langs, actualiteit, zelf ontdekken en afwisseling van theorie en praktijk zijn belangrijk en onder het kopje een les om niet te vergeten noemden onze leerlingen rappen bij Frans, dat je er vier keer bent uitgestuurd of toen de leraar spontaan iets heel anders ging doen. De rector trok uit dat alles de conclusie dat de rol van de docent belangrijk is.
We doen Lemorne tekort als we beweren dat hij een ultieme slechterik is. In zijn jonge jaren heeft hij een meisje van de verdrinkingsdood gered. Over zijn lessen scheikunde zijn mij geen klachten bekend en in zijn omgang met Saskia Ehlvest en haar vriend Rex Hofman is hij respectvol, hoffelijk en betrouwbaar. Het is een man die zichzelf weet uit te dagen en die vervolgens nietsontziend de doelen nastreeft die hij zichzelf heeft gesteld.
In de roman Aantekeningen voor het verplaatsen van obelisken roept de auteur Arjen van Veelen (1980) herinneringen op aan zijn ontmoetingen met de jong overleden schrijver Thomas Blondeau (1978 – 2013). Ze zijn allebei geïnteresseerd in literatuur en klassieke talen, ze studeren allebei in Leiden, maar Tomas (in het boek zonder H) is Van Veelen in eruditie de meerdere. Tegen twaalven waren we meestal alleen in het café met de oude barvrouw, wier man dan al boven was gaan slapen. En dan keek hij rond in de schemering en citeerde hij een schrijver die had gezegd dat Parijs kan aanvoelen als een troosteloos tankstation en een troosteloos tankstation als Parijs, afhankelijk met wie je er bent. En tegen sluitingstijd fluisterde hij: ‘It’s all happening!’ tegen de sanseveria’s. Van Veelen noteert de uitspraken van Tomas in een schriftje.
De twee besluiten tot een vriendschap, die wat Tomas aanging, gebonden was aan twee simpele voorwaarden: Hij wilde verder niks van me. Behalve dat ik ook zou schrijven en dat ik beloofde geen leraar te worden. ‘Anders maak ik het uit.’
Tijdens het mondeling schoolexamen van vijf havo, vraag ik een kandidaat die Het gouden ei van Tim Krabbé (1943) op zijn lijst heeft staan hoe hij de persoon Lemorne zou omschrijven, of, anders gezegd, zou hij een vriend van je kunnen worden?
Kandidaat denkt even na en zegt: Nee. Het is een leraar.