Tijdens een van de laatste lessen vraagt ze: ‘Gaat u ons missen?’. Ik deel blaadjes uit of doe iets anders logistieks en hoor wat ze zegt zonder dat ik haar zie. ‘O, dat hulpwerkwoord gaan’, is mijn eerste gedachte, ‘wat is er toch mis met het aloude zullen’? Dan zie ik waar ze zit, ben ik even stil en zeg: ‘ik denk het niet’.
Genoeg zijn er te veel. Als die weg zijn is het beter. Maar hij ontbreekt als hij er niet is. schrijft Bertolt Brecht (1898 – 1956) in zijn gedicht Lob des Revolutionärs. En dat is niet omdat onze revolutionair het zonnetje in huis is, want een paar regels verder staat: Waar hij aan tafel gaat, gaat de ontevredenheid aan tafel, het eten wordt slecht en de kamer lijkt plots veel kleiner. Wat doe je als je iemand mist? Wie ben je als je wordt gemist?
Falen, derven, niet halen, ontgaan, mankeren, ontbreken, kwijt zijn, overslaan, ontgaan, niet raken, ontberen, welk missen bedoelt ze? Wat schiet ze ermee op om object te zijn van mijn miswerk? De trein heeft er geen weet van als ik hem heb gemist en de eerste die ik dat vertel is mijn direct leidinggevende, omdat hij mij dan moet missen. Waar ik vervolgens wel weet van heb. Dat dan weer wel.
Het missen levert mij geen voordeel, op of het moest zijn dat de confrontatie met wat me is ontvlogen bijdraagt aan de toch al ruime voorraad weemoed die ik de mijne noemen mag. Is dat wat ze van mij wil?
Een onaangenaam benul van wat (of wie) er niet is, misschien moet ik missen zo omschrijven; fantoompijn.
Ga je misse, zwaait een muisje op een gratis Jij Is Lief e-card. Ik wist niet dat je met zoveel enthousiasme missen kon. In de wereld van de lieve berichtjes lijkt het wel of missen aandacht voor een ander is. Het is bijna synoniem met verlangen. Wie wordt gemist is een voorwerp van verlangen. Was ze daarop uit?
In de zaal waar ik tijdens de eindexamens surveilleer zitten ze allemaal. Ze zijn gebogen over hun werk en het gezoem van de luchtcirculatie is het enige dat te horen is. Kijkt iemand op van het papier, dan is het met een naar binnen gerichte blik. Ze komen nooit meer bij me in de klas, bedenk ik, en ik begin te rekenen: over een maand zijn de uitslagen van hun examens, drie weken later de diploma-uitreiking.
Op vuil water vederen voetstappen / zijn onze handelingen / en onze vrolijkheid is / de gevangenis aanvang & omvang schrijft Lucebert (1924 – 1994). En zo is het. We lopen een tijdje met elkaar op, mijn leerlingen en ik, in een richting en een ruimte die niet van mij is en niet van hen.
De openingsregels van hetzelfde gedicht luiden: naar stad en land van geluk / zullen wij samen gaan / niet hier en naast elkaar / maar hier en daar / en ieder afzonderlijk /.
En daarin zal niets veranderen.