Van de vier vaardigheden waaruit het schoolvak Nederlands bestaat, beginnen er twee met de letter L en twee met de letter S. Lezen, schrijven, spreken en luisteren. Het belang van de eerste twee, hoeft aan niemand te worden uitgelegd en we schijnen ook te weten hoe men die kan leren, ook al reikt de didactiek doorgaans niet verder dan dat wie wil leren lezen en schrijven het ‘gewoon’ moet doen en wie dat beter wil leren het meer moet doen. Voor de vaardigheid van het spreken grijpen we dankbaar terug op de traditie van de retorica. Over luisteren hebben we het eigenlijk nooit.
Mijn collega’s hadden mij gewaarschuwd toen ik een week of vier geleden een deel van mijn werkzaamheden hervatte. Er is iets met de leerlingen, twee jaar beperkende maatregelen heeft hun houding beïnvloed, hun blik veranderd, moeilijk om precies te zeggen wat het is. Ze zitten welwillend in de klas, ze zijn aardig en beleefd, en er gebeurt niets. Murw. Misschien is dat het woord. Ik nam de opmerkingen ter harte en besloot mijn twee eindexamenklassen naar het mondeling literatuurexamen te begeleiden door hun voor te lezen. Zo surfte ik mee op de flow van gelatenheid en leerde ik mijn leerlingen luisteren.
Josep Pla (1897 – 1981) schuilt in het voorjaar van 1918 op het Catalaanse platteland voor de Spaanse griep. De universiteiten zijn gesloten, het maatschappelijk verkeer sukkelt door in een lagere versnelling, in het café gaat het gesprek over het verband tussen armoede en luisteren. Enric Frigola, die als leraar vreemde talen op de stadsschool werkt, legt het uit: Luisteren is een onderdeel van de strategie van de armen. (…) Mannen willen dat er naar hen geluisterd wordt. (…) Welnu, wanneer mannen merken dat er naar hen geluisterd wordt, verzwakken zij. Die ogenblikken van zwakte zijn de enige spleten waardoor een druppel generositeit uit het menselijke graniet kan vallen. Het zijn die momenten waarmee een arme duivel zijn voordeel kan doen. Pla noteert nauwgezet wat hij hoort in Het grijze schrift waarin hij zijn dagboek bijhoudt.
Arm zijn mijn leerlingen niet, maar de vrees bestaat dat de coronacrisis deze generatie op achterstand heeft gezet en misschien is het dan toch nuttig hun de fijne kneepjes bij te brengen van de vleierij die het luisteren voor een groot deel is.
Het dagboek van Pla laat het niet bij de observatie dat luisteren van levensbelang is voor wie van anderen afhankelijk is, het biedt ook een kleine bewegingsleer die het luisteren zichtbaar maakt. Want luisteren is een ding, zo luisteren dat het wordt opgemerkt een ander.
Het bestaat erin een zekere levendigheid in de ogen te blijven houden, te kijken op een tedere en bereidwillige manier, onderwijl met het hoofd instemmende knikjes makend op de dingen die de ander aan het vertellen is. Ook is het heel zinvol om zo nu en dan te zeggen “Wilt u alstublieft nog eens herhalen wat u zo net zei?”
Ik kijk naar mijn klas. We hebben nog het nodige te doen.