Ik was bezig mijn voorbereidingen te treffen voor de aanstaande les aan vijf atheneum. De klassenset van De Spaanse Brabander van Bredero (1585 – 1618) lag op een hoge stapel op de hoek van mijn tafel, maar voor we daarmee verder zouden gaan (we waren tot het einde van het derde bedrijf gekomen), wilde ik twee liefdesgedichten van Pieter Corneliszoon Hooft (1581 – 1647) lezen; het sonnet over de Gezwinde grijsaard dat gaat over het dubbelzinnige werkwoord verlangen en Galathea, siet den dagh comt aen, waarin twee geliefden vóór het licht wordt, afscheid nemen van elkaar.
Terwijl ik mijn aanstaande voordracht doornam, zwaaide de deur open en betrad een kleine optocht het lokaal.
Meneer, wilt u dit lezen en tegen mijn docent wiskunde zeggen wat u ervan vindt? Daar had ik een A-4tje voor mij en werd ik priemend aangekeken door mijn leerling die het onrechtvaardig vond dat er een halve punt was afgetrokken van het cijfer voor haar wiskundewerkstuk om een taalfout waarvan zij zich niet bewust was. Ze had twee secondanten meegenomen die haar dekten in de flanken en mijn collega Nederlands had plaatsgenomen achter de eerste tafel bij het raam. Zij wachtte geamuseerd af wat er zou komen.
Het ging om de zin In de tabel wordt laten zien wat de gevolgen zijn als de waarde van x toeneemt. Het was het bijschrift bij een grafische voorstelling die voor mij het vraagstuk alleen maar ingewikkelder maakte. Er stond een rode cirkel om wordt laten zien en ik begreep waar de schoen wrong. Je docent wiskunde heeft gelijk, zei ik, dit is inderdaad een foutieve passiefconstructie.
Sinds een paar jaar word ik in het schrijfwerk van mijn leerlingen met enige regelmaat overrompeld door zinnen in de lijdende vorm met het werkwoord laten die mijn taalgevoel ernstig geweld aandoen. Heb ik het mijn leerlingen echt zo geleerd? Waar komt deze fout vandaan? Waar moet ik beginnen met uitleggen hoe het is misgegaan?
Lijdend voorwerp, denk ik, transitieve en intransitieve werkwoorden (je kunt wel iets vinden, maar niet iets struikelen, je kunt wel iets spelen, maar niet iets gamen). Ik laat de hond uit en de hond wordt door mij uitgelaten. Geen centje pijn, zou het komen omdat laten is gecombineerd met een ander woord: uitlaten, loslaten, vrijlaten, thuislaten, oplaten, aanlaten, de verwarming wordt door de conciërge aan gelaten.
Tegenover me nog steeds die ogen waarin onbegrip en machteloze boosheid om de voorrang strijden en de afwachtende pose van mijn collega die langzamerhand ongeduldig begint te worden. Het werkwoord laten, stamel ik en weet er niets aan toe te voegen. Hulpwerkwoord, denk ik dan. Kun je zinnen met een hulpwerkwoord van de bedrijvende in de lijdende vorm zetten. Ik zal zo de afwas doen, de afwas zal zo door mij gedaan worden; appeltje eitje, ik ga jullie morgen een proefwerk geven, morgen gaat aan jullie een proefwerk gegeven worden; beetje omslachtig maar vooruit. Waarom kan dat dan niet met het hulpwerkwoord laten? Ik laat de belhamel nablijven, de belhamel wordt door mij laten nagebleven? Waar moet ik beginnen?
Begrijp je wel?, vraag ik. Doe me een lol, en maak die fout niet meer. Laat dat voortaan.
Dat wordt voortaan door mij gelaten, antwoordt ze.
Ik heb hier sinds 2001 al enkele malen op het internet over geschreven. Misschien leuk voor uw leerlingen:
http://www.neder-l.nl/bulletin/2001/04/010434.html
http://www.neder-l.nl/bulletin/2006/10/061026.html
http://nederl.blogspot.com/2011/10/col-linguistisch-miniatuurtje-cxli-jan.html?m=1
http://taalprof.blogspot.com/2012/02/mag-gezien-laten-worden.html?m=1