Inferno

‘s Nachts drukt de stilte loomwarm en diepgrijs op het kastje en de stoel. Het snerpende geluid van een mug die nadert en plotseling ophoudt, maakt dat ik weet dat ik wakker ben. Ik scheur het laken los van mijn bezwete lijf en trek het over mijn hoofd. Even maar, voor ik de radio inschakel. ‘Hete dagen’, klinkt de stem van Thomas Verbogt (1952), ‘waaruit geen nieuws loskomt’. Het is een uur, ik vergeet onmiddellijk wat hij zeggen zal.

Naar school terug vind ik drie erge / klappen; na wolken, zon en water / en watervallen in de bergen / eerst: die gevangenis weer in, / dan: de zomer nog weten in het begin, / en dat zielig vergeten later., dicht Leo Vroman (1915 – 2014) in het gedicht September uit de bundel Almanak uit 1965. En die zomer hebben we geweten: drie dagen zinderende temperaturen, zwoele nachten en tropenrooster.

Ik heb het even nageslagen; omgevingspsychologen hebben vastgesteld dat de meeste mensen zich het beste kunnen concentreren bij een temperatuur van 22 graden (Vijftien procent van de respondenten bij een temperatuur van 21 graden en twintig procent bij een temperatuur van 23 graden Celsius). Daar staat tegenover dat het geheugen pas goed op gang komt als het lichaam wordt blootgesteld aan extreme omstandigheden, de hel is met een rijke keus aan fysieke folteringen gemeubileerd om ons zondaars aan onze wandaden te herinneren, U leest er in Dantes (1265 – 1321) Inferno van alles over.

Naast boek en bordstift leg ik een thermometer op mijn tafel die snel oploopt tot een graad of zevenentwintig. Vier vwo bekwaamt zich in het herkennen en verbeteren van spel- en stijlfouten. Hemdjes en blote schouders boven de tafels, tenen in regelmatige tientallen eronder. Geen zestig minuten, maar veertig minuten, langer dan tot half twee duurt de school vandaag niet.

In plaats van de bel klinkt het brandalarm waarvan niemand zich iets aantrekt, tot de afdelingsleider alle leerlingen de trappen af jaagt, het plein op. Daar horen ze dat het voor niets was afgegaan. Zachtjes blatend trekken de kuddes het gebouw weer in en zijgen ineen in het lokaal waar de lichten gedoofd zijn en de ramen verduisterd.

Wie een schrift bij zich heeft, wuift zich daarmee koelte toe. Op een tafel staat een kleine ventilator met batterijen. Achter in de klas is de verrassing groot als uit een thermosfles ijskoude thee komt waarin nog blokjes ijs rammelen.

Het bezoek aan de schoolfotograaf die op de vide bij de aula zijn werk doet, is voor de hogere klassen tot eind november uitgesteld. Daar is geen tijd voor in het verkorte rooster. Jammer, dan kun je niet in je zomerkleedje op de foto, opper ik. Gelukkig, dan sta ik niet voor gek met een glimmend bezweet hoofd, is het antwoord.  

Als het tropenrooster bijna klaar is, doen we de voorlichting voor de aanstaande reis naar Toscane. Met zestig mensen in een te klein lokaal, loopt de temperatuur opnieuw hoog op. Er weten zich nog vingers omhoog te wroeten: Is er een stopcontact in de bus? en hoe groot mag je koffer zijn?

Nee. Er is geen stopcontact in de bus. En je koffer is niet groter dan jezelf.

Dit bericht is geplaatst in bij de les met de tags , , . Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *