Hulpwerkwoord

Het was de eerste heldere dag van het jaar. Terwijl een bijna volle maan de oostelijke hemel beklom, zette de ondergaande zon de westelijke in lichterlaaie. Bij Wormerveer bleef de trein enige minuten staan om een intercity te laten passeren. Ik zag aan de horizon, tussen bleekroze en paarstinten, vlekken van het diepste blauw. Ervoor de donkere weiden waarin bijna rimpelloze waterpartijen schitterend oplichtten. Ik maakte mijn collega Duits, die tegenover mij zat, erop attent, maar zodra hij weer was gaan zitten, moest ik hem weer roepen. Alles was in minder dan een minuut nog mooier geworden.

Vanaf de eerste keer dat ik met de trein uit de Coentunnel kwam richting Zaandam, heb ik nieuwsgierig mijn neus aan het venster gedrukt, en gedacht: hier heeft ze gelopen, dit heeft zij dus ook gezien. Want hoewel Caroline de Haan in 1881 in Smilde, Drente, geboren is, bracht ze haar jeugd, van haar zesde tot haar negentiende jaar, door in Zaandam. Haar broer, Jacob Israël de Haan verwoordde zijn herinneringen in een kwatrijn: Wij waren in mijn jeugd stille bewoners, / Met smal gewin in ene kleine stad. / Maar thans: de rijkste stad geeft mij niets schoners / Dan ik toen kosteloos aan schatten had. // Carry van Bruggen, zoals Lientje de Haan na haar huwelijk met de journalist Kees van Bruggen heette, heeft de hare bewaard in boeken als Het huisje bij de sloot, Jaargetijden en Avontuurtjes.

In april vindt het jaarlijkse Tribunaal met de naam van de school plaats; een dag waarop we met alle leerlingen aandacht besteden aan een maatschappelijk thema. Deze keer is dat thema zorg voor elkaar, of, wervend geformuleerd en met dank aan de megahit van Claudia de Breij (1975) mag ik dan bij jou.

Omdat we met de voorbereidingen niet vroeg genoeg kunnen beginnen, laat ik de tekst zien en horen aan mijn leerlingen van vier havo, met het verzoek of ze de regel die hun het meeste aanspreekt willen noteren. De laatste tonen van het lied zijn nog maar nauwelijks weggestorven, of ik hoor er staan ongrammaticale zinnen in.  Welke dan, wil ik weten. Het is de zin die het meest voorkomt; de titel van het liedje. Nu ja ongrammaticaal, nog niet af misschien … werp ik tegen. Maar als ik er langer over nadenkt voel ik steeds meer voor het standpunt dat er meer argumenten zijn om mogen als hulpwerkwoord te zien dan als zelfstandig werkwoord. Wat mag ik dan bij jou?

De leerlingen van de vier-havoklassen zullen zich in het bijzonder bezighouden met kinderrechten en de zorg voor kinderen en daarom heb ik het korte verhaal Het onbegrepene van Carry van Bruggen meegenomen, waarin ze de lotgevallen beschrijft van een Joods jongetje dat zich op de Christelijke lagere school verloren voelt.

’t Knaapje droomt weg bij het vergezicht van een wei met een hek en een bruin paardje onder de blauwe lucht dat hem doet denken aan een schoolplaat in de eerste klas die hij zo graag eens van dichtbij had bekeken, als hij ’t de juffrouw maar vragen dorst. En verdrietig bedacht hij, dat je op school eigenlijk niks durfde.

De afgelopen week heb ik me verbaasd over de posters op de stations waarmee Hogeschool Inholland studenten probeert te werven. Leren is durven staat er op het verder vrijwel lege affiche. Het was niet alleen omdat de slogan lijnrecht in tegenspraak is met de ervaringen van het jongetje uit Het onbegrepene, het was ook om de nietszeggendheid van de poster; die weer een rechtstreeks gevolg was van het feit dat durven net als mogen toch vooral een hulpwerkwoord is.

Dit bericht is geplaatst in bij de les met de tags . Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *