In maart 1943 was Hanny Michaelis (1922 – 2007) ongeveer acht maanden ondergedoken. Ze verbleef in bosrijke gebieden op de Veluwe, de Utrechtse heuvelrug en het Gooi, waar ze zich verheugde zo dicht te zijn bij de plek waar Simon Vestdijk (1891 – 1971) zijn mooiste romans schreef, al wist ze heel goed dat de beroemde schrijver op datzelfde moment was geïnterneerd in het kamp St. Michielsgestel. De mensen bij wie ze was ondergebracht, verschilden in veel maar hadden twee dingen gemeen; ze lazen de Bijbel en zagen het liefst dat hun onderduikster zich tot het ware geloof bekeerde. Hanny Michaelis hield er nauwgezet verslag van in haar schriften. Toen haar oorlogsdagboeken afgelopen twee jaar in druk verschenen telden ze bijna tweeduizend pagina’s.
Haar boeken komen niet voor op de leeslijsten van onze eindexamenkandidaten. Tijdens de aanstaande mondelinge examens over de gelezen boeken moeten we het doen met het dagboek van Anne Frank (1929 – 1945), Twee koffers vol van Carl Friedman (1952) of Voor een verloren soldaat van Rudy van Dantzig (1933 – 2012). Dat is goed, zolang ze aanleiding geven tot een verstandig en inspirerend onderhoud.
Michaelis belandde in het gezin van Van Melle. Ze bewoonden een ruime, maar slecht onderhouden boerderij in de nabijheid van Hoofddorp in de Haarlemmermeer. Geen goede plek voor het stadskind dat Hanny Michaelis was, maar het duurde niet lang of de bedoening van het boerenbedrijf, de moestuin, de appelbloesem, de dagelijkse karn, het kleinvee en het varken in het hok, veroverde haar. Ze sloot vriendschap met de poes die door iedereen werd verwaarloosd en verbaasde zich er over dat uit die schattige pluizige kuikentjes van die lelijke vogels groeiden. Maar de grootste troeven van haar nieuwe adres waren de piano en het weidse uitzicht.
Tijdens de proefmondelingen die ik deze week deed met de leerlingen die dat wilden, bleek dat we nog niet klaar waren voor het examen. Kandidaten hadden de namen van de verschillende personages niet paraat en verontschuldigde zich door erop te wijzen dat ze het boek meer dan een jaar geleden hadden gelezen. Hadden ze een boek recenter nog in handen gehad, dan hoorde ik: even serieus hoor, daar kon ik écht niet doorkomen, dat was zo saai. Ik heb hun andermaal gezegd dat ik heel graag over hun gemoedsgesteldheden met hen praat, maar dat het mondeling examen over boeken gaat.
Na haar werk, als het donker is, loopt Hanny Michaelis als het kan even naar buiten. Ik liep tot aan de spoordijk en bleef een hele tijd uitstaren over het slapende land, dat in een blauwachtige schemernevel lag. Het melkwitte maanlicht en de zilveren sterren verweg en de doorschijnend blauwe hemel gaven het landschap iets onwerkelijks, en ik had ineens het gevoel in een droom te wandelen (…). Het was zestien maart 1943. Later op de avond komt de zoon des huizes nog bij haar met allerlei vragen over zinsontleding en dat spul. Daarna schrijft ze: Het gevolg was, dat ik niet voor half 11 in bed lag. Ik verwonder en erger me elke keer opnieuw over de halsstarrigheid waarmee hij weigert zijn hersens te laten werken en zelf na te denken.
Ik meen dat er aan Hanny Michaelis een goede docent verloren is gegaan.