We hebben het over een eerste liefde. En we hebben het over Calella. Zon, zee, strand, lange avonden die pas als het avondmaal genoten is enige verkoeling brengen. Een bries, een ritseling in de bladeren als de schemering ten einde loopt en het zomaar aangenaam is om buiten te zijn, ontdekken dat er geen andere mensen zijn, dat de nacht nog moet beginnen.
De lange pandemie verandert alles, soms zo snel dat we het nog niet beseffen, soms zo geleidelijk dat het niet bij ons opkomt de vergelijking met vroeger te maken. Nemen onze leerlingen, zodra het laatste examen gemaakt is, nog onmiddellijk een vlucht naar de zon? Chersonissos, Salou … en weer op tijd terug voor de diploma-uitreiking? Is dat wel te doen nu de examenperiode voor het tweede jaar op rij is uitgerekt tot drie tijdvakken, menige vakantiebestemming de reiziger voor onverwachte coronaverrassingen stelt en de bagageafhandeling op de Nederlandse luchthavens een janboel is? Dan is Calella ver. Maar pas op, we hebben het hier niet over de strandbestemming ten zuiden van Lloret, maar over Calella de Palafrugell dat noordoostelijk van Barcelona ligt.
Het is drieëntwintig augustus 1918, de oorlog duurt al vier jaar en de griepepidemie neemt inmiddels onheilspellende vormen aan. Josep Pla (1897) heeft zich de taak gesteld de eerste liefde van Conxita en Marti te beschrijven. Hij gebruikt er meer dan zevenduizend woorden voor. Er was geen wind, geen gehuil, geen geheimenis: slechts het vermoeide gezwoeg van de zee viel te horen. Achter de steile kustwand raadde men de vage pracht van het dorpje. Pla heeft meer op met het decor dan met de acteurs van zijn geschiedenis. Hij was een robuuste knul met een vierkant bleek gezicht vol rode aangezichtspuntjes, die een enigszins slome manier van lopen had en sprak met een neusstem. Conxita was een teergebouwd spichtig meisje met een verwelkt-roze teint, uitdrukkingsloze ogen, een tand die op grappige wijze over haar lip heen stak en een neus die de natuur overdreven had. Maar wat geeft het, ze waren verliefd.
Het is een onmogelijke taak. Pla is ervan overtuigd dat alleen schrijvers met een grote verbeeldingskracht een eerste liefde op papier kunnen brengen, terwijl hij, journalist in wording, gaat voor de waarheid en niets dan de waarheid. De gevoelens de situaties, de woorden zijn door mij met zorg om de getrouwheid ervan op papier overgebracht. Dat is waarschijnlijk de reden waarom het alles bij elkaar zo gewoontjes is.
Hij verontschuldigt zich bij voorbaat voor de banaliteit van zijn verhaal. Maar het is niet zijn schuld. Het komt door het onderwijs! Mannen en vrouwen krijgen op school uitgebalanceerd onderwijs: men leert er hun geschiedenis en grammatica, cijferen en scheikunde, gymnastiek en Frans. Ik zou niet weten waarom zij geen les konden krijgen in idealisme, genegenheid en liefde.
Dat zijn grote woorden. Ik mag er niet aan denken dat de minister de opdracht geeft een leerplan en een doorlopende leerlijn te ontwerpen voor elk van de drie disciplines. Gelukkig is dat ook niet de richting waarin Pla het zoekt. Hartstocht, daar gaat het om.
In andere tijden was hartstocht niet anders en als zij heftiger leek was dat omdat de mensen beter onderwijs hadden genoten en welbespraakter waren. De eerste vereiste om hartstocht te ervaren is de kunst zich uit te drukken.
Dat wij, van moedertaalonderwijs, het maar weten.