Ik was opgeroepen om een twee havoklas op te vangen. De docent van dienst was niet beschikbaar, vrijdagochtend tweede uur, en de les Nederlands gaat door. Tweeëndertig opgeschoten lijven (de een meer dan de ander) proberen zich tegelijkertijd door de deur te persen zodra die van slot is gedraaid. Dat had nog wel kunnen lukken, ware het niet dat de breedte van het lichaam niet altijd goed is in te schatten, omdat die wordt vermeerderd met overvolle rugtassen die links en rechts achter de deurpost blijven steken en de bezitters ervan, jongens, meisjes, lelijk hinderen bij hun opmars naar de tafel en stoel van hun keuze in het lokaal. Dat een en ander zich niet in een sfeer van serene kalmte voltrekt, laat zich raden.
Als de rust enigszins is weergekeerd vraag ik wie de avond ervoor Halloween heeft gevierd. Eén vinger gaat omhoog. Het ging om een verjaardagsfeestje van een vriendin dat voor de gelegenheid met dat thema was verrijkt. De kermis is voorbij, Sint Maarten staat voor de deur, misschien zijn Zaankanters wel gewoon te nuchter voor zoiets exotisch als Halloween.
Daarmee was het bruggetje geslagen naar een wel zeer naaste en zeer oude bron van het griezelfeest dat vooral op het Amerikaanse continent enthousiast wordt gevierd, ons eigen Lied van heer Halewijn: Heer Halewyn zong een liedekijn, / Al die dat hoorde wou bi hem zijn. De succesvolle zanger heeft een bedenkelijke reputatie, dat verneemt ook het koningskind als zij aan haar vader vraagt of ze naar Halewijn mag gaan: Och neen, gy dochter, neen, gy niet: / Die derwaerts gaen en keeren niet! Gelukkig voor haar heeft haar broer een ruimere kijk op de zaak. Hij antwoordt op dezelfde vraag: ’t Is mij al eens, waar dat gy gaet, / Als gy uw eer maar wel bewaerd / En gy uw kroon naer rechten draegt!.
Nu was het tijd om na te vragen of we het allemaal nog konden volgen, meer in het bijzonder wat broerlief zou bedoelen met uw eer bewaren. Daar klinkt al een antwoord, een meisje halverwege rij één: Geen rare dingen doen. Ik had het zelf niet beter kunnen verwoorden. Nu kunnen we voort. We zien hoe het koningskind haar toilet maakt (zijden hemdje, rode rok met gouden knopen, parels in heur haar), het beste paard van stal kiest en in het bos heer Halewijn ontmoet die haar zonder omwegen naar het galgenveld leidt, waar menig voorgangster nog in de najaarsbries heen en weer wiegt.
Het koningskind kiest voor het zwaard, als de mooie zanger haar de vraag stelt hoe ze wil worden omgebracht, en ze adviseert hem zijn bovenkleed af te nemen: Want maegdenbloed dat spreidt zo breed, ? Zoot u bespreide, het ware my leed.
Gelijk maakt ze haar belager zijn wapen afhandig en onthoofdt ze Halewijn met zijn eigen zwaard. Het hoofd neemt ze mee, en als haar thuiskomst met een banket wordt gevierd, prijkt het pontificaal midden op tafel.
Of dit allemaal nog wel valt onder het gebod geen rare dingen doen, weten we niet, zodat we er ook niet uitkomen of het koningskind nu wel of niet haar eer had bewaard.
Diezelfde dag, vijfenzeventig kilometer verderop, sluiten de grote onderwijsbonden, de minister van onderwijs en de vertegenwoordigers van de schoolbesturen een convenant dat het koningskind van de Algemene OnderwijsBond twee dagen later de kop kost.