‘Het Nederlands algemeen vormend onderwijs is doodziek; we zitten ergens tussen terminaal en euthanasie volgens mij’. Aan het woord is economiedocent, lerarenopleider en publicist Ton van Haperen. Tegenover hem zit Ad Verbrugge, activist, filosoof aan de Vrije Universiteit in Amsterdam, muzikant en voorzitter van Beter Onderwijs Nederland (BON). Verbrugge heeft de economiedocent uitgenodigd voor een gesprek dat is gepubliceerd op het YouTubeplatform ‘De Nieuwe Wereld’. Beide heren zijn al bijna een uur aan het praten als Van Haperen zijn verzuchting slaakt. Verbrugge wil het onderhoud graag afsluiten met een sprankje hoop, een lichtpuntje in de duisternis. Het komt er niet van.
Het is niet omdat beide heren niet weten wat er belangrijk is bij het verzorgen van onderwijs aan de aanstormende generatie. Van Haperen verwoordt het als doorgeven wat van waarde is, het woord enthousiasme valt, en daarin de hele klas meenemen. Cultuuroverdracht, voegt Verbrugge toe, of is het een samenvatting van de woorden van zijn gesprekspartner. Inwijding, hoor ik de filosoof zeggen en wat je met elkaar wilt.
Je kunt zien dat Van Haperen en Verbrugge begrijpen wat ze bedoelen, maar deze kijker snakt aan het scherm naar verduidelijking. Wat van waarde is, is dat Sybrand van Haersma Buma die voorstelt om elke schooldag te beginnen met Het Wilhelmus, de tirannie verdrijven die mij mijn hart doorwondt, is dat De Canon van Nederland, met of zonder Floris de vijfde? Is dat diversiteit, inclusiviteit, woke? Is het burgerschap, kritisch burgerschap, wereldburgerschap misschien? Uiteindelijk zijn de schoolbesturen de enigen die kunnen uitmaken wat van waarde is. Zo hebben wij dat sinds het begin van de vorige eeuw geregeld in Nederland. Ton van Haperen is de eerste om toe te geven dat de invulling van wat van waarde is om door te geven persoonsgebonden is en intuïtief. Een goed idee, of iets gezien in Engeland of Finland is voldoende argument voor een nieuwe onderwijshype. Het is hopeloos, stelt de econoom vast als het gesprek een half uur is gevorderd.
Ik weet niet wat van waarde is in de economie om door te geven aan de volgende generatie. Marktwerking, welvaart of welzijn? En voor wie dan, en ten koste van welke andere wezens? Wij van moedertaalonderwijs hebben al lang geleden afstand gedaan van het doorgeven van wat van waarde is, en ons dienstbaar opgesteld door onze leerlingen te helpen beter uit hun woorden en die van anderen te komen. Beter leren lezen en schrijven en een klein beetje literaire vorming, verder gaan de ambities niet.
Ja, we horen de jammerklachten over de slechte taalbeheersing van onze jeugd en we weten dat de uitstroom van academisch afgestudeerde taal- letterkundigen veel te klein is om te beantwoorden aan de vraag van het onderwijs, en we zien ook dat in steeds meer studies en sectoren van de samenleving het Engels de voertaal wordt, en daar vinden we iets van ook al weten we niet wat.
Maar we weten ook wat Carry van Bruggen honderd jaar geleden schreef: In de gedachte dat er over een eeuw geen Nederlands meer worde geschreven, ligt alleen iets ontstellends en bedroevends voor hen, die slechts in en door de collectiviteit bestaan, die met haar en haar distincties (haar taal dus in de eerste plaats) staan of vallen – maar de denkende mens, beseffend, dat de taal middel is en geen doel, en dat het enig-wezenlijke en enig-belangrijke de eeuwig-voortbestaande gedachte is, is daardoor niet vrij van gehechtheid en genegenheid jegens zijn taal – integendeel, hij voelt die wellicht dieper dan de Hollandse patriotten die zo graag met hun driehonderd woorden salonengels en sportengels pronken – doch hij wacht er zich voor, die gehechtheid op te blazen tot een beginsel, tot een ideaal.
En we leerden van Lucebert dat alles van waarde weerloos is.