Fantoomonderwijs

Voor mijn leerlingen kwam de ‘harde lockdown’ te laat. Die van vijf havo waren vijf dagen eerder al naar huis gestuurd. Ze waren positief getest of hadden bij een besmettelijk persoon in de klas gezeten. Heel vier havo was maandag om dezelfde reden de toegang tot het schoolgebouw ontzegd. De boodschap van minister president Mark Rutte was die avond duidelijk genoeg; alle scholen dicht, alle winkels dicht, behalve de winkels die levensmiddelen verkopen, supermarkten, apothekers en tankstations.

De volgende dag had de bloemist in mijn woonplaats zijn winkel binnenstebuiten gekeerd. Aan de handhavers legde zij uit dat het hier om straatverkoop ging, klanten hadden geen toegang tot de winkel. De HEMA verkoos zichzelf tot de grootste banketbakker van Nederland en opende haar filialen voor iedereen die het thuiswerken met een tompouce wilde opleuken. De Action verklaarde van vitaal belang te zijn voor alle kleine trouwe viervoeters en hun baasjes, waar moesten die anders heen voor hun katten- en hondenbrokken? Op Schiphol drommen ondertussen massa’s naar de gates van vluchten naar Curaçao en de Canarische eilanden.

Onze volksvertegenwoordigers morden over de sluiting van de kinderopvang en de basisscholen. De premier wilde niet meer toezeggen dan dat hij begin volgende maand zou kijken of er al weer kinderen naar school of naar de opvang kunnen. Onderwijsminister Slob liet zich ontvallen dat examenleerlingen van het voortgezet onderwijs wel naar school moeten. In bijna dezelfde adem kondigde hij een aangepast eindexamenprogramma af. In de regio Rotterdam luidt de noodklok; te veel ouders met een cruciaal beroep brengen hun kroost naar de opvang of naar school. Toen moest de lockdown nog beginnen.

Ik sloot mijn computer af na vier uur fantoomonderwijs. Even de polder in. Fluitenkruid, madelieven, achter het dorre riet kuifeendjes en meerkoeten, aalscholvers in de bomen, een reiger bij de sloot. Later schijnt de zon door de lage bewolking en schittert op de plas. Thuis ontdek ik dat ik een inderhaast georganiseerd digitaal overleg van mijn team heb gemist, maar er is ook een mail van Nanda uit vier havo die vraagt of ik nog boeken weet die zij kan lezen. Alma Mathijsen (1984) natuurlijk, Ik wil geen hond zijn of Bewaar de zomer. Of Marjolijn van Heemstra (1981), En we noemen hem, over een aanslag op Sinterklaasavond 1946. Moord, of een late verzetsdaad? Of anders La Superba van Ilja Leonard Pfeiffer (1968). Dat been …

Om half vier ’s ochtends wordt ik wakker en kan ik de slaap niet meer vatten. Ik besluit een aflevering van Nooit meer slapen te luisteren. Geerten Meijsing (1950) over zijn laatste boek Zeven kerstvertellingen. Meijsing vertelt dat een goede kerstvertelling zo hartverscheurend verdrietig is, dat de lezer er vanzelf blij van wordt. Daar hebben we op dit moment geen kerstvertelling voor nodig, is de gedachte die voorbij dwarrelt. Daarna gaat het over de kerstvieringen bij hem thuis als kind. Het stalletje, een huis in een huis, is de overtreffende trap van veiligheid en geborgenheid. Maar hoeveel stalletjes hij later nog in huis nam, dat gevoel is niet meer teruggekomen.

De volgende dag sluiten HEMA en Action alsnog hun deuren. De ANWB ziet dat het leger wordt op de Nederlandse wegen. Jaap van Dissel heeft gelijk gekregen; die mondkapjes werken niet.

Dit bericht is geplaatst in bij de les met de tags , , , . Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *