Als een mobiele telefoon afgaat in de klas, wordt deze afgenomen door de leraar en ingeleverd bij de schoolleiding. Er is een school in Amsterdam waar deze ‘regel’ prominent is afgedrukt in de schoolgids. Het riep bij mij de vraag op wat de schoolleiding met al die mobiele telefoons moet? Maar vermoedelijk wordt de soep niet zo heet gegeten. Wanneer hoorde ik voor het laatst een mobiele telefoon afgaan? Wie belt er nog?
Brits marktonderzoek schat dat de gemiddelde smartphonegebruiker zijn telefoon 221 keer per dag checkt. In Nederland zijn er elf miljoen bezitters van een telefoon met toegang tot internet en die kijken gemiddeld drie uur per dag op hun toestel. Dat zijn feiten die Groene-redacteur Caspar Thomas deze week publiceert in een artikel waarin ik kennis maakte met het begrip homo apparaticus, de mens van wie over enkele duizenden jaren een geraamte zal worden gevonden met een licht gebogen nek: het zogenaamde iPosture.
Het is de opmaat tot enkele alinea’s over het boek Reclaiming Conversation: The Power of Talk in a Digital Age, van Sherry Turkle, hoogleraar sociale studies van wetenschap en techniek aan het Massachusetts Institute of Technology. Zij is van mening dat de aandacht voor het scherm ten koste gaat van de aandacht voor het gesprek van mens tot mens en het gesprek met zichzelf. Zij vreest dat de tijd die wordt besteed aan het raadplegen van allerlei devices wordt afgenomen van de zorg voor identiteitsvorming en een stabiele autobiografie.
Pim, Laurens en Eva, de hoofdpersonages van het succesdebuut van de jonge Vlaamse schrijfster Lize Spit, Het smelt, zijn (net als Lize Spit zelf) in 1988 geboren. Eva herinnert zich de komst van de eerste computer in huis. Haar vader had er via zijn werk één voordelig op de kop weten te tikken. Windows ’95 was juist uit. Als ze er later op terug kijkt snapt ze de opwinding niet waarmee ze destijds urenlang patience en mijnenveger speelde op het grote apparaat dat een ereplaats innam in de woonkamer. Computer of geen computer, de jaargenoten besteden de meeste tijd van hun jeugd met elkaar: zwemmen in de put, of op de hooizolder op de boerderij van Pim zijn ouders waar ze met balen hooi een onderkomen hebben gebouwd. De spelletjes waar ze elkaar in betrekken nemen, naarmate het boek vordert, grimmige trekken aan. Stapje voor stapje verandert nieuwsgierigheid naar elkaar in macht over elkaar en maakt conversatie plaats voor onderwerping.
Het gesprek dat Sherry Turkle zegt te willen terugveroveren is verrassend genoeg niet de eloquente conversatie van de hogere kringen, maar de dikwijls chaotische onderhandeling over zichzelf, elkaar en de wereld die menig dagelijks onderhoud kenmerkt. Dialoog betekent controleverlies. Je moet direct reageren, met het risico dat je iets verkeerds zegt, spijt krijgt van je woorden of iets moet terugnemen. Dat gesprek wordt dus niet gevoerd met meel in de mond en kenmerkt zich niet door geloofsartikelen als regels zijn regels. Consequentie en standvastigheid maken er geen deel van uit; de bereidheid met elkaar mee te gaan wel, net als de bereidheid elkaar te verlaten.
Naarmate ik verder las in Het smelt, bekroop me de gedachte dat sexting een stuk onschuldiger en veiliger is dan het spel waar de drie musketiers uit het boek in verzeild zijn geraakt. Eva’s onmacht om zich, eenmaal volwassen, tot haar autobiografie te verhouden, verraadt dat ze meer getekend is door die eerste computergeneratie dan ze zelf vermoedt.