O, het rafelrandje van het schooljaar! De zon staat nog hoog aan de hemel en piept af en toe door een kiertje van het wolkendek. Een baan van licht stuift omlaag en wordt vermalen door de wieken van het windmolenpark ver in de golven. Voor het overige is de Noordzee zoals de Noordzee hoort; grijs als lood met om de zoveel tijd het schuim van de branding dat voor heel even een witte kraag afzet op het strand. Binnen of buiten?, twijfelen we, als we aan komen lopen. We zien de eerste collega al achter een tafel. Het wordt binnen.
Het had die dag geregend tot halverwege de namiddag. De geplande activiteitendag voor de leerlingen van de onderbouwklassen in Spaarnwoude was lelijk in het water gevallen. Na de heenweg waren de kinderen al doornat van achttien kilometer fietsen. De stoersten lieten zich de waterspelen niet ontzeggen en omdat de mens gedreven wordt door angst, hebzucht en kuddegeest, duurde het niet lang voor iedereen een heenkomen voor de regen had gezocht in het water. Voor zolang als dat duurde, want men had buiten de koude gerekend. En toen de meesten weer op de kant gekrabbeld waren en met kippenvel en blauwe lippen onder een natte handdoek stonden te kleumen, was het besluit tot een vervroegd vertrek snel genomen.
De leerlingen die naar Walibi Holland waren, hadden geen kik gegeven, aldus de collega die een rustige dag had gehad met een boekje op een overdekt terras. Waren ze wezen schuilen in Merlin’s magic castle? Heeft de regen geen vat op de Condor of The speed of sound? Is in de attractie Lost Gravity niet alleen zwaartekracht maar ook nattigheid opgeheven?
De collega’s die lesgeven aan de leerlingen van vijf atheneum haasten zich met de spreekwoordelijke moed der wanhoop door het laatste correctiewerk heen, terwijl de informatiebijeenkomst over het profielwerkstuk straks begint. Ik lees het in een e-mailbericht en antwoord dat ik die bijeenkomst over het werkstuk waarmee onze aanstaande schoolverlaters bewijzen dat ze klaar zijn voor de vervolgopleiding wel zal begeleiden. Ik krijg de laatste aanwijzingen vlak voor ik het lokaal inga: benadruk het belang van een goede onderzoeksvraag, zonder een deugdelijke hypothese wordt het niets…
In het lokaal tref ik een tiental jonge onderzoekers en het lijkt me maar het beste om elk van hen aan het woord te laten over hun plannen. Wat is de aantrekkingskracht van komplottheoriën? Wat is de invloed van straattaal op de standaardtaal? Kunnen meisjes beter talen leren dan jongens? Welke kritiek hebben leerlingen van het HAVO op de gevolgde didactieken op dat schooltype? Maakt het voor je persoonlijke vorming uit of je op een traditionele basisschool hebt gezeten of op een niet-traditionele basisschool? Is analfabetisme in Nederland een groot probleem? Waarom duurt de acceptatie en gelijkberechtiging van homo’s, lesbiennes, biseksuelen en transgenders zo lang? Welke verschillen zijn er tussen Aziatische opvoeding en Nederlandse opvoeding?
Als we in gesprek gaan blijkt al snel dat het geen academische vragen zijn, maar dat ze voortkomen uit het verlangen zichzelf beter te begrijpen. Ik weet niet of deze leerlingen bij het schoolvak Nederlands aan het goede adres zijn voor begeleiding bij hun profielwerkstuk, maar ik weet wel dat schrijven een beproefde autobiografische techniek is om dichter bij zichzelf te komen.
We kunnen niet wachten om te beginnen.