O, lome eindeloze zomer. Een peloton wielrenners trekt over de wegen in Zuidwest Frankrijk, van het departement Landes naar het departement Gers. Het snelste routeschema voorziet in een gemiddelde van zevenenveertig kilometer per uur, het traagste rekent met eenenveertig. Met nog twintig kilometer te gaan, is er niet harder gekoerst dan zevenendertig kilometer per uur. ‘Maar dat zal snel veranderen’, helpt Renaat Schotte, de commentator van dienst op de Vlaamse sportzender ons hopen. Jose de Cauwer, de analist aan zijn zijde, gaat er nog maar eens voor zitten.
Omdat er morgen regen is voorspeld, is dit het moment om kruisbessen te plukken. Ik trek er met een ruime schaal op uit. Aan de takken zonder blad zijn de bessen een stuk kleiner gebleven dan aan de takken waar de bessen verscholen hangen onder het groen. De drie struiken die ik twintig jaar geleden heb geplant hebben hun beste tijd wel gehad. De zaailingen er omheen dragen warempel al vrucht. Tot twee keer toe leeg ik mijn schaal; de oogst bedraagt tegen de drie kilo.
Tom Pidcock, alleskunner in dienst van Ineos Grenadiers, meldt na afloop op de sociale media dat zijn hartslag de hele dag niet boven de honderd is geweest. Wielerjournalist Thijs Zonneveld (1980) meent dat het voor veel renners stiekem een rustdag is, maar dat is niet zonder gevaar. Als de renners aanstonds het circuit Paul Armagnac op rijden is iedereen nog zo fris als een hoentje en dicht de halve groep zich een kans op de overwinning toe. Niki Terpstra, oud winnaar van Parijs – Roubaix, wil weten waarom er dranghekken zijn geplaatst op het circuit als er geen publiek wordt toegelaten en de brede baan asfalt is ontworpen om met een snelheid van meer dan tweehonderd kilometer per uur rond rijden.
Zo’n rijke oogst heeft ook schaduwzijden. Alle bessen moeten worden ontdaan van hun steeltje en vruchtbeginsel. Dat vereist geduld en een scherp mesje. Op het televisiescherm glijden uitgestrekte wijngaarden langs voordat wordt ingezoomd op de gouden ring aan de in slow motion bungelende ketting om de hals van geletruidrager Adam Yates. Anthony Delaplace met rugnummer 174 en Benoit Cosnefroy van het team AG2R Citroën rijden landerig een minuut voor de groep uit. Wij zien ondertussen dat de schaal met schoongemaakte bessen wel voller wordt, maar die met de pas geplukte vruchten niet leger.
Op het bochtige parcours van het racecircuit verandert de rennersgroep van een zwerm in een lint dat steeds langer wordt. De regie schakelt nerveus tussen beelden van de kop van de groep naar beelden uit de helikopter. Dan wordt de sprint ingezet en ontstaat wat de renners noemen de wasmachine. Alles en iedereen krioelt door elkaar. Jasper Philipsen toucheert Fabio Jacobsen, die ten val komt en Jacopo Guarnieri meeneemt tegen het asfalt. De Italiaan stapt niet meer op en verlaat met een gebroken sleutelbeen de Tour. Philipsen heeft alleen oog voor zijn lead out Mathieu van der Poel, die zich een weg baant door de meute, Biniam Girmay wegdrukt, die, plotseling vol in de wind, zijn hoop op de overwinning kan laten varen. Aan de rechterkant neemt Søren Wærenskjold de tijd om achterom te kijken – een doodzonde in de wasmachine – en fietst als een kleuter in de hekken.
De oven piept. De kruisbessencake is klaar en komt heet en dampend uit de oven. Boven de Noordzee is storm Poly in de maak.