Boontje

Over tuinbonen is het laatste woord nog niet gezegd. Kinderen houden er niet van. Het velletje om de boon smaakt bitter. Om die reden worden ze ook wel ‘dubbel’ gedopt. Ik vind dat zonde. Om het bittertje nog wat op te tillen doe ik graag een handje bonenkruid in de pan zodra het water kookt.

Niet de bitterheid is het gevaar voor de smaak van tuinbonen, het is de meligheid als de bonen te groot worden. Ik snap de tuinier wel die voor de opbrengst kiest. Hij heeft al sinds januari moeten wachten op een kiem, een plantje, een bloem en een vrucht. het loof groeide en groeide en nam bezit van de grond waar ondertussen ook sla en raapstelen hadden kunnen worden geoogst. Dan is het wel aantrekkelijk de bonen te plukken als ze het grootst zijn.

Niet doen.

De oogst kan beter vergroot worden door de schillen (fijngesneden) te verwerken in een frisbittere yoghurtsaus. In Turkije lagen de jonge toppen van de plant op de markt. We vonden ze terug in de salade. Ze smaakten knapperig en lichtzuur. Ingelegd, meenden we, maar toen wij het probeerden was een slijmerige bruine drap het resultaat.

Tuinbonen eet je als ze klein zijn. Een halve centimeter meer niet. Eigenlijk hoef je ze helemaal niet te koken; de knapperige frisheid van een boontje is onweerstaanbaar, maar vooruit, vijf tot tien minuten dan, beslist niet langer.

Om aan zulke kleine bonen te komen zijn er maar twee manieren: uit de eigen tuin of begin april uit Spanje. De Spaanse boeren willen vroeg in het voorjaar blijkbaar al af van hun gewas om de grond klaar te maken voor … Ja voor wat … Jammer genoeg kan mijn groenteman mij begin april niet helpen aan een bosje bonenkruid. Dat die Spaanse boeren dat er toch niet bijleveren…

Naar Spanje dus. Valencia. Van over de Puente del Real over de tot stadspark omgetoverde Rio Turia komt ons een optocht tegemoet van jongelui met roze, blauwe en gele paraplu’s terwijl de zon straalt aan de hemel en er geen vuiltje aan de lucht is. Ze zijn behangen met sandwichborden waarop staat dat hun ontwikkeling in gevaar is, een mededeling die niet strookt met de lachende gezichten boven de tekst. Ze eisen meer geld voor onderwijs. Ook aan de Costa del Ahazar stokt de emancipatiemachine. Persoonlijke ontwikkeling gedijt bij twijfel, nieuwsgierigheid, verwondering, twee maaltijden per dag en een goede nachtrust. Wat geld daar nog aan toe te voegen heeft, weet ik niet.

De boon heeft trouwens ook zijn naam gegeven aan twee schrijvers die helaas niet meer onder ons zijn en ook niet meer worden gelezen: Louis Paul Boon (1912 – 1979) de auteur van De Kapellekensbaan en Zomer te Termuren en Jan Boon alias Vincent Mahieu  alias Tjalie Robinson (1911 – 1974), de hoeder van het Nederlands-Indische taaleigen.

Als de groenteman mij de tuinbonen overhandigd – reken maar een kilo per persoon – zegt hij:’ Zo, jij bent wel even bezig’ . Hij kent vast het gedicht Erwtjes  van Annie M.G. Schmidt en hij heeft gelijk, het kost toch gauw een uur om de bonen te doppen. En als het werk gedaan is, is het altijd weer teleurstellend om te zien dat tegenover een pond boontjes in de pan anderhalve emmer met schillen staan, meer dan twee kilo.

Op de Mercat Central zagen we hoe achter een kraam een vrouw een tuinboon in een wit, langwerpig kistje schoof van pakweg twintig centimeter lang. Tegelijk kwam aan de andere zijde van het kistje de schil in twee helften weer tevoorschijn. In de plastic bak onder het kistje lagen de versgedopte bonen.

Een dopper hadden wij nog nooit gezien.

Van bonenkruid op de markt overigens geen spoor.

Dit bericht is geplaatst in eten & drinken, tussen tuin en wereld met de tags , , . Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *