Het eerste wat de lezer hoort van Zita Koch is haar stem. Nee, niet de warme mezzosopraan waarmee ze haar brood verdient, maar haar spreekstem. Meer precies de stem zoals die klinkt in het hoofd van Anatoli – Tolja – Chitrov, die zojuist de avances van een prostitué in een doorgangspension aan de Bosporus heeft afgewezen, in het Russisch nog wel. ‘Een akoestische zinsbegoocheling’, noemt Chitrov het, die hij toeschrijft aan vermoeidheid van de reis en de ontberingen van de maanden ervoor. De vijf maanden die Tolja in Amsterdam doorbracht met Zita in het eerste jaar van de Oekraïneoorlog waren de gelukkigste van zijn leven. Nog geen jaar later hoort hij dat ze is overleden. Tolja krijgt het terloops meegedeeld in een telefoongesprek met een onbekende. ‘De zee in gelopen, dat gebeurt tegenwoordig niet meer zo vaak.’
Ik ken de statistieken niet, maar ik weet wel dat een zelfgekozen dood door verdrinking geen zeldzaamheid is in de wereld tussen twee kaften, al is me wel opgevallen dat het doorgaans mannen zijn die zo hun dood tegemoet gaan. Zoals de premier van alle Nederlanders toen het water maar bleef stijgen in het boek Zee nu uit 2022 van Eva Meijer (1980). Maar Zita …?
Chitrov, die volgens zijn Oekraïense paspoort Oleksandr Nikitin heet, en op 7 november 1981 in Terneuzen is geboren, beschrijft zijn zestien jaar jongere geliefde als een sirene met smaragdgroene ogen. Venetiaans blond haar. Vingers, oren, borsten. Een fantast met onduidelijke identiteit, de uitputting nabij, die stemmen hoort in zijn hoofd, dat is de verteller waarmee we het moeten doen in Céline de recente roman van Pieter Waterdrinker (1961).
Oleksandr of Tolja googelde de naam van zijn sirene en vond een kleine necrologie op de site van een Amsterdamse krant. Ik weet nu ook de datum – 4 juli. Het stukje sloot af met een kort eerbetoon voor haar rol als Senta in De Vliegende Hollander. Een spotify-link van de ouverture van dit stuk van Wagner wordt hem later in een anonieme app toegestuurd met de tekst: Dit is het laatste wat Zita in haar oordopjes hoorde, toen ze de zee in liep bij Bloemendaal. De broer van haar vaste begeleidster vertelt hem dat de politie die de telefoon van Zita heeft uitgelezen inderdaad heeft vastgesteld dat dit de muziek was die uit de oortjes had geklonken. Als Tolja het hem hoort zeggen, slaat hij hem tegen de grond. Zijn informant blijft bewegingsloos liggen.
Een oude krant, anonieme telefoontjes, een opera waarin het personage Senta in het water springt om haar geliefde van zijn vloek te verlossen. Meer hebben we niet. Trouwens, was het spookschip van Wagner in de achttiende eeuw niet op een paaszondag vanuit Zeeland naar Oost-Indië vertrokken? De middenstand van Terneuzen buitte deze godslasterlijke sage elk jaar uit met een festival. Op de Markt verkocht men Vliegende Hollander-bier, Vliegende Hollander-gebak en andere Vliegende Hollander-commercie.
Al die tijd is Tolja in Parijs op de vlucht met in zijn rugtas een poezenbeest dat blind en doof is en het boek Guerre van Louis-Ferdinand Céline (1894 – 1961). Hij dwaalt door de Jardin de Luxembourg, over de Boulevards, in de kassen van de Jardin des Plantes en langs de kades van de Seine. Zo goed en zo kwaad als dat gaat dan toch. Etalagebenen of resten van granaatscherven, een souvenir van zijn tijd aan Oekraïense front in Russische dienst – de put van Vrouw Holle. De krampen in zijn bovenbeen bestrijdt hij met de zwaarste pijnstillers.
Die stemmen in zijn hoofd. Je zou van minder.