Tuchtloos drijven

Op een gure dag, begin maart 1919, arriveerde Jacob Israël de Haan, achtendertig jaar, in Palestina en betrok, doorweekt van de stromende regen, een hotel tegenover de Davidspoort in Jeruzalem. Volgens zijn biograaf Jan Fontijn (1936 – 2022) dreven ‘godsdienstige, zionistische motieven’ de dichter en journalist naar Palestina, maar Fontijn noemt zijn reis ook ‘een ontsnapping aan de opgelegde beperkingen van de burgerlijke moraal’.

Er was een einde gekomen aan de Turkse bezetting van Jeruzalem, de Britse militair gouverneur Sir Ronald Storrs zag toe op de orde in de stad. Twee jaar eerder had de Balfour-declaratie de zionistische beweging hoop gegeven op een Joods thuis in Palestina. Jacob Israël de Haan stond er even genuanceerd als onpraktisch in: Wij willen, naar het woord der Profeten, niet overwinnen, door geweld en door macht. Maar door den geest.

Zodra het weer het toeliet, trok De Haan erop uit, spon een netwerk, sprak de mensen die er toe deden, publiceerde erover in het Algemeen Handelsblad, schreef brieven naar Nederland en werkte aan een imposante verzameling Kwatrijnen. Zijn eerste bezoek aan Gaza leverde de volgende regels op: Hemel, wind en zwaluwen. / Wolken en hun schaduwen. / ’t Land, dat met zijn open pracht / Zooveel vrije zonen wacht.

Hoe meer hij zich verdiepte in de Palestijnse samenleving, de politiek van de zionisten en de standpunten van orthodoxe Joden, hoe meer twijfel hem beving. Voor De Haan waren eenheid van de Joodse gemeenschap en een goede relatie met de Arabische bevolking voorwaarden voor het slagen van het Joods thuis. De eerste was vooralsnog ver te zoeken, de tweede stond niet hoog op de agenda van de Joodse leiders. Het kwatrijn Jeruzalem verwoordt het zo: Mijn hart is hier van smarten toegeschroefd. / Vraag mij dan niet het Joodsche Lied te zingen. / Hoe kwam ik blijde en werd ik hier bedroefd / Door tuchtloos drijven en eerzuchtig dringen.

De Haan keerde de zionistische beweging de rug toe en wendde zich tot de Agoeda Israël, de orthodoxe stroming onder aanvoering van Chaïm Sonneveld, over wie hij dichtte: Hij was een Knaap. Is hij nimmer bezweken? / Hij werd een Man. Heeft hij altijd weerstaan? / Straks dwaal ik met Adil weer door de streken / Van licht en schaduw in de volle Maan.

Het woord Verraad viel. Dat De Haan wist dat hij in gevaar was, kunnen we lezen in de regels Hoe wiekt de vogel, / Hoe wiekt het lied. / Totdat de kogel / In het hart schiet. Dertig juni 1924 werd hij het slachtoffer van de eerste politieke moord in Palestina.

De wolken die honderd jaar later boven Gaza drijven, zijn die van stof en as. Van vrije zonen is geen sprake meer. Geweld nam bezit  van het land, de open pracht ligt in puin. 43.000 Palestijnen vonden de dood onder wie naar schatting 15.000 kinderen.

En nog was het niet genoeg. Geweld reisde mee naar Amsterdam met de aanhang van voetbalclub Maccabi Tel Aviv. Het nestelde zich comfortabel in de plooien van de martiale bravoure, die de hooligans, drieduizend in getal, toch al niet vreemd is. Toen het donker was geworden, ontmoette het zijn gelijke en verspreidde zich in een mum over straten, stegen, pleinen en grachten van de stad die Jacob Israël de Haan was ontvlucht. De volgende ochtend sprak de burgemeester van een gitzwarte nacht.

Op de Olijfberg in Jeruzalem ligt in zijn graf Jacob Israël de Haan, en rust.

Dit bericht is geplaatst in zaliger nagedachtenis met de tags , . Bookmark de permalink.

Eén reactie op Tuchtloos drijven

  1. Jan-Paul schreef:

    Mooi stukje.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *