Behalve dat hij op 21 oktober 1997 bij een auto-ongeluk om het leven kwam en drie jaar eerder voorzitter was van de parlementaire enquêtecommissie opsporingsmethoden, weet ik van Maarten van Traa (1945 – 1997) dat hij Wallenstein van Golo Mann het mooiste boek over Europa vond en dat hij een verwoed liefhebber van spoorwegen was: hij verzamelde spoorboekjes uit de hele wereld. Het kan niet anders dan dat er zich in zijn nalatenschap een exemplaar bevond van de ‘Dienstregeling van het autobus-, scheepvaart-, spoorweg- en vliegverkeer’ uitgegeven door Engl. & Comp, Novi Sad, gedrukt bij Djordje Ivković, de gids die in de jaren dertig was samengesteld door Eduard Kiš.
Waar komt die fascinatie vandaan? Kees Buddingh’ (1918 – 1985) was er ook door aangeraakt. Daar was de grens. Dan kwam je in ’t buitenland. / Maar hij, de Etoile du Nord, stormde nog verder, / helemaal tot in het hartje van Parijs. Het heeft met techniek te maken, met snelheid, maar in de eerste plaats met het verlangen naar de verte. Toen Buddingh’ een eigen atlas kreeg, kaftte hij het met zorg en dwaalde hij uren door de papieren wereld. Onmetelijk. Oneindig. Iedere naam / was pure poëzie. Wat ben ik blij / dat er toen nog geen televisie was.
Eduard Kiš gaf het door aan zijn zoon. De eerste zin van door Guido Snel gebundelde autobiografische teksten van Danilo Kiš (1935 – 1989) luidt: Treinen, voor mij althans, zijn legende, mythe. Kiš beschrijft dat hij met de trein door de ruimte en de tijd reist, vooruit en achteruit, dat het de weg is en de bestemming, dat hij door landschappen reist en de landschappen door hem. Wanneer ik aan het raam zit en naar de jochies kijk die in zo’n afgelegen streek naar de trein staan te zwaaien, herbeleef ik met hen de zucht naar het onbekende. Is het waar dat deze fascinatie aan mannen is voorbehouden?
Onder de handen van Eduard Kiš groeide de dienstregeling uit tot een werk van mozaïsche omvang. Hij raakte verslaafd aan de namen van landen en steden. Een veelheid van vragen doemden op, die onmogelijk in het bestek van een spoorboekje konden worden beantwoord. Hoe reist men naar Nicaragua? Het spoorboekje werd een Baedeker. Het vijftiendelige Meyerlexikon moest eraan te pas komen, zowel de uitgave van 1867 als die uit 1924, en de grote Encyclopedia Brittanica, maar ook het vijfdelige Jüdische Lexikon uit 1928. Wat het project vooral duidelijk maakte was de ziekelijke verlorenheid van mijn vader, die bleef geloven in de mogelijkheid dat ooit een uitgever in dit overduidelijke bedrog zou trappen. Danilo Kiš sloeg het gade en formuleerde jaren later in een van de ‘raadgevingen aan de jonge schrijver’: Geloof niet in utopische projecten, behalve in die door jou geschapen.
Van Traa verdiende in zijn jonge jaren geld als ober bij Wagon Lits. Daarvan ging hij naar Parijs, studeerde politieke wetenschappen aan de Sorbonne en belandde in een Franse cel nadat hij was betrapt met een stapel pamfletten met een stakingsoproep aan de arbeiders van de Renaultfabrieken. Het was mei 1968. In de jaren zeventig was hij in de Verenigde Staten, leerde Russisch en Spaans, werkte voor de VPRO en schreef over Nederland in de Franse kwaliteitskrant Le Monde. Ergens in die tijd heeft hij leren autorijden.
Beter was hij met de trein blijven reizen.