Geen tijd

Als ze haar ogen opslaat, schijnt er een schemerachtig licht de kamer in. Daar kun je nog alle kanten mee op. Ze ligt languit op haar stoel, een plaid over haar benen, daar onderuit haar voeten, ze heeft haar schoenen nog aan. Ze kan de rugleuning overeind zetten, de voetensteun verdwijnt onder de zitting. Dan trekt ze de rollator dichterbij en drukt op de bel. ‘Is het nacht? Is het ochtend?’ Maar ze is nog niet gewassen. Moet ze onder de douche? De klok van haar i-pad op haar schoot wijst 16:10, maar de cijfers op  het scherm maken geen indruk.

Je kunt van een overledene zeggen dat hij of zij het tijdelijke voor het eeuwige heeft verruild. In het Twents kan dat korter. In het gedicht Heftan tattat (‘Heeft ’t aan zijn hart gehad’), brengt Willem Wilmink (1936 – 2003) Kloas ter sprake over wie wordt gezegd dat hij is oet de tied ekomn, uit de tijd gekomen is. Of de dood iets met de eeuwigheid van doen heeft, weet ik niet, dat tijd er geen rol speelt, neem ik voor waar aan, dat het verlies van benul van tijd het levenseinde aankondigt, zou me niet verbazen.

Leo Vroman (1915 – 2014) noteert op elf juli 2013: I travelled back in time last nicht / to our garden in full flower / and there I played for half an hour / in the bright summer light.  // Then I got up and looked around /  where I had lived before / but cast on that familiar ground / no shadow anymore. Gerrit Kouwenaar (1923 – 2014) schreef Van alle maken is doodmaken /  wel het volmaaktste, waarbij hij zich het levenseinde voorstelde als een scheppende daad. Het duurt geen drie strofen, of de dichter realiseert zich dat hij de tijd daarbij niet gebruiken kan. de tijd (bij wijze van spreken) / raakt zo verward in zijn lengte / dat hij raast in een verzonnen stip // maar nader bekeken rust hij / dus roest –  De tijd uit de taal halen, in proza lukt dat niet, in poëzie af en toe.

Doe weg die machteloze woordenschat / van duur waarmee wij schrijvend strijden / tegen tijd, niet wetend wat wij doen. Til toch / die dode man daaruit, streep ogenblik en / episode door, en straks, en toen. De bedoeling van Anna Enquist (1945) is goed genoeg, maar strijden tegen de tijd, brengt leven noch dood dichterbij. Die te verduren, dat is de kunst. Menno Wigman (1966 – 2018) steekt er een sigaar bij op, zoekt het in de oude vanitassymboliek. Het is een avond die zichzelf omhelst. / Er is geen tijd. Alleen Havannarook.

Toen bijna twee jaar geleden Lieke Marsman (1990) Dichter des Vaderlands werd, bevestigde men een meterslange banier aan de Interpolis-toren in Tilburg met daarop een regel uit het gedicht Oneindigheid van tijd en ruimte uit Marsmans bundel In mijn mand: Oneindigheid van tijd houdt me overeind nu. Dat ze zal overlijden aan de kanker die ze onder de leden heeft, is een belangrijk thema in de bundel, maar zolang ze de tijd aan haar kant heeft, is de dood ver weg. Hoe lang de dag ook leek, het was een snipper. / Hoe kort de dag ook lijkt, er is nog tijd.

Buiten rijdt de kerstman op een zwarte scooter voorbij. Ja, zegt mijn moeder, Ja.

Dit bericht is geplaatst in zaliger nagedachtenis met de tags , , , , , . Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *