Essie

Ischa Meijer debuteerde met ‘Brief aan mijn moeder’, Gerard Reve bevestigde zijn reputatie met de brievenboeken ‘Nader tot U’ en ‘Op weg naar het einde’. Anne Frank koos de briefvorm voor haar dagboek en begon elke notitie met de aanhef ‘Lieve Kitty’, de dames Wolff en Deken adopteerden de prille traditie van de roman in brieven om een nieuw publiek te werven voor het verhalend proza in de eigen taal en de dertiende-eeuwse mystica Hadewych riep met haar brieven haar zusters op tot verbondenheid in liefde met elkaar en met God. Ik vreesde dat het na de introductie van e-mail en sociale media gedaan was met de brief, maar mijn hart maakte een sprongetje van blijdschap bij het lezen van ‘Oersoep’, de nieuwe roman van Bregje Hofstede (1988), waarin twee puntgave literaire brieven staan.

Aan wie wordt een brief gericht?, is de retorische vraag die Pedro Salinas (1891 -1951) stelt in het begin van zijn boek Pleidooi voor de brief. Het antwoord dat achttien bladzijden later wordt gegeven is drievoudig: In zijn normale, eenvoudigste functie komt hij aan bij de geadresseerde (…) Maar er is een hiervoormaals, dichterbij in de tijd, de auteur zelf, de eerste die de brief leest en erdoor geboeid kan worden. En er is vooral een hiernamaals, het maximale bereik van de brief, die (…) veel verder komt, bij iedereen, bij het grote publiek.

De schrijfster van de brief in de roman van Bregje Hofstede is zich van alle drie bestemmingen bewust. Zij schrijft haar brief aan haar vriendin Hadewijch (met een ij) met wie ze rugby speelde, al kon ze niet aan haar niveau tippen. Hadewijch raakt in Brasilia geïnfecteerd met het meningokokbacterie, waarna haar toestand snel verslechtert. Omdat ik toch nergens anders aan kon denken, begon ik zodra ik thuis was een brief aan jou, waarvan ik de aanzet hierin heb opgenomen. Ik denk dat ik dacht dat je niet kon verdwijnen zolang ik me tot je richtte.

Maar Hadewijch verdwijnt wel, terwijl de schrijfster van de brief zich bewust wordt van het gegeven dat het schrijven van een brief de intimiteit met de geadresseerde net zo goed mogelijk maakt als bedreigt. Ik vertrouw deze herinnering omdat ik er nooit iemand over heb verteld. Hij is al die tijd onaangeraakt gebleven, maar ik wil hem één keer met je delen. Ook al verliest hij zijn echtheid zodra ik hem opschrijf, en krijgt hij de trekken van een verhaal.

Salinas schrijft: Net als het pasgeboren kind geeft iedere brief de eerste vreugde of het eerste verdriet aan wie het ter wereld brengt. Zonder dat hij het wist, geeft hij een krachtige samenvatting van Oersoep dat immers het verhaal is over een briefschrijfster en haar vriend op het moment dat zij elkaar leren kennen en hun eerste kind krijgen, dat Essie heet maar Hadewijch zou heten als de zus van de briefschrijfster die naam niet al aan haar eerstgeborene had gegeven.

Het valt Salinas op dat het vooral vrouwen zijn die excelleren in de niet voor publicatie bedoelde brief. Hij noemt Madame de Sévigné, Madamoiselle de Lespinasse, Lady Montagu en Jane Carlyle, en veronderstelt dat dat komt omdat de vrouw het (…) geestelijke schaamtegevoel heeft bewaard (…) en nog steeds de kern der authentieke vrouwelijke persoonlijkheid verdedigt.

In Oersoep wordt naar hartenlust geneukt, gekotst, gebaard en gepijpt, althans, daarvan verhaal gedaan. Voor de verklaring van het epistolair vermogen van de briefschrijfster in dit boek zullen we uit een ander vaatje moeten tappen.

Hadewijch van Hilten is zeventien april 2018 op eenenveertigjarige leeftijd overleden.

Dit bericht is geplaatst in zaliger nagedachtenis met de tags . Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *