Op 22 januari twitterde Wim Brands: ‘Het naderen van een brug gelezen – nieuwe roman van Roel Bentz van den Berg. Dat naderen zal me lang bijblijven. Bijzonder boek.’. Nog dezelfde dag volgde er een tweet over het verschijnen van nieuwe teksten van de Belgische kunstenaar Jan Fabre (1958).
Daarna is het stil op @BoekenBrands.
Veertien februari is Roel Bentz van den Berg (1949) bij Wim Brands te gast in het programma Boeken van de VPRO. De gastheer leidt zijn onderwerp in met de vragen Wat gebeurt er met onze doden? Waar is het dodenrijk? Wat is een coulissenkind?. Die vragen zijn gepast, want Het naderen van een brug gaat over de zoon van een beroemde toneelspeler, Mark, die, hoewel hijzelf maar een trainingsacteur is, in de gelegenheid wordt gesteld een solovoorstelling te geven van Hamlet. De zoektocht naar de vervulling van die rol brengt hem tot het besluit zijn wereld en uiteindelijk zijn leven achter zich te laten. Maandenlang is Mark vermist tot hij in het water wordt teruggevonden. Bij zijn begrafenis is zijn vrouw Helen met stomheid geslagen.
De woorden die Helen niet spreken kan, worden gesproken door Mark en Mark’, zijn overleden alter ego. Alle drie zijn ze in het boek onderweg naar de finale ontmoeting, die, de titel zegt het al, plaatsvindt op de brug waar Mark is doorgelopen toen hij geen vaste grond meer onder zijn voeten had.
Bentz van den Berg constateert in het programma dat de traditionele verblijfplaatsen van onze doden hun betekenis hebben verloren. Hemel, hel en vagevuur van de Christenen, de Hades van de oude Grieken, we hechten er geen geloof meer aan. En omdat het zo is dat de dood van een geliefde altijd minimaal twee nabestaanden telt; de overlevende-in-rouw en de overledene die is veroordeeld tot een na-bestaan, is de vraag gerechtvaardigd waar dat na-bestaan plaatsvindt. In Het naderen van een brug zoekt Mark’ de nabijheid van zijn vrouw en dwaalt hij langs de rafelranden van de stad, in tramremises en over rangeerterreinen, in vervallen fabriekshallen en op vuilstortplaatsen. Slechts heel af en toe is hij in het dagelijks leven waarneembaar; in een windvlaag of een spiegeling in een donkere winkelruit.
Op het eind van het gesprek zegt de schrijver dat de grens tussen leven en dood tegenwoordig diffuser is en dat hij merkt dat de doden steeds gewoner worden,. Traden ze vroeger op als zombies en spookverschijningen, tegenwoordig is hun optreden in films en boeken niet meer per definitie angstaanjagend. Daar heeft hij gelijk in. Leo Vroman (1915 – 2014) beschreef zijn overleden ik in het gedicht Al het nodige met de woorden Zie je langs een lege straat / een beweging in het gras / waar geen uitleg voor bestaat / neem dan aan dat ik het was; / (…). Als de grote Portugese dichter Fernando Pessoa is overleden, dwaalt een van zijn vier heteroniemen nog een jaar lang door Lissabon; zo althans beschrijft José Saramago (1922 – 2010) dat in zijn boek Het jaar van de dood van Ricardo Reis, en als Arie Storm (1963) over de door hem bewonderde schrijver Frans Kellendonk (1951 – 1990) schrijft in Het laatste testament, is zijn overleden idool daarbij aanwezig en blaast hij Storm de tekst op een nogal eigenaardige wijze in.
Maandagavond laat bereikte mij het bericht dat Wim Brands (1959) die al een tijdje aan een depressie leed, door eigen hand om het leven is gekomen.
Dat bericht kwam mij ineens en intens vreemd nabij, als een echo van die bijna laatste tweet: dat naderen zal me lang bijblijven.