W. zegt de woorden

Voordat Otto Pardoen in opdracht van Lara van der Zouw de bewoners van het Franse plattelandsgehucht A. inspint in zijn verhalen, bezocht hij een poëtische performance die Lara (interactiekunstenares) had georganiseerd. Plaats van handeling was de foyer van kunstencentrum De Corridor in het nieuwe stadshart van Almere. De hoofdrol was voor een gehandicapte jongen met een Poolse naam die zich voortbewoog in een elektrische rolstoel met links en rechts ijzeren stangen. Aan de uiteinden daarvan waren grijphandjes gemonteerd. De nieuwe roman van Henry Sepers (1955), De aanwezigheid van Lara, spreekt van de ziekte van Duchenne en voegt eraan toe dat de jonge performancekunstenaar rond zijn dertigste zal overlijden aan een kapotte hartspier.

Ik las het en viel elf jaar terug in de tijd naar mijn oude school in de nieuwe polder. Daar had zich in een paar jaar tijds een traditie gevestigd van voorstellingen van poëzie en performances door leerlingen van de hoogste klassen van het havo en vwo onder de inspirerende leiding van mijn collega Willem Broens (1947). De langzame windhoos heette het evenement, en voor de editie van 2007, die op 15 maart plaatsvond, had Broens de hulp ingeroepen van Karlijn Groet en Henry Sepers, beiden collega’s op school en beiden met een kleine staat van dienst in de grote wereld van de poëzie.

Ik zat in de aula en noteerde voor het personeelsblad: Als er muziek van Edgar Varèse klinkt gaat aan de zijkant van het toneel het gordijn open en rolt W. naar de rand van het podium. Hij heeft teksten gekozen van Fred Delfgauw en Judith Herzberg, maar het lijkt of hij in dialoog is met de mechanische arm van zijn rolstoel. De arm danst, de arm wordt een vogel, de arm raapt de bloemen van de narcissen op die door de honden van de stelen zijn gelopen. Kijk, de arm wordt een zwaan, en W. zegt de woorden.

Als Otto Pardoen naar de foyer loopt hoort hij de muziek. Het was zijn muziek. Van opwinding ging hij sneller lopen. Varèse. Density. Terwijl Pardoen aarzelt waar hij zal gaan staan om wat er komen zou in ogenschouw te nemen, zwelt de muziek aan en opent Lara met een zwaai de glazen deuren. Cheslaw reed op volle snelheid de foyer binnen. Iemand moest hem een flinke duw hebben gegeven. Aan het eind, vlak bij waar Otto stond, draaide hij zich als een rolstoelbasketballer in vliegende vaart om. Cheslaws hoofd hing half op zijn rechterschouder, zoals altijd, want ook zijn nekspieren waren aangetast. Maar om zijn mond speelde een glimlach en zijn blik was krachtig.

Een flinke duw had W. niet nodig. Als hij driftig was, joeg hij personeel en klasgenoten de schrik op het lijf met een plotselinge acceleratie van zijn stoel. Aan zijn stuurmanskunst en reactievermogen mankeerde niets.

Cheslaw begint te spreken en tegelijk komt de linkerarm van zijn stoel omhoog. In het begin merkte je het niet eens. Langzaam maar zeker ging het sneller. Misschien kwam het door de muziek, maar de prothese bewoog met de gratie van een Balinese danseres. Iedereen keek doodstil toe. Bij de woorden ‘kwaad gesnater’ ging het bekje wijd open. De grijper bereikte de hoogste stand, en draaide naar links en rechts, als een vogelkopje.

Cheslaw draagt een gedicht voor van Johan Andreas dèr Mouw (1863 – 1919), W. las ‘Voorjaar’ van Judith Herzberg (1934): Kan het niet vaker zo raar voorjaars- / achtig, wordend / warmer, voller / wordend groener zijn? / Ja dat kan vaker. / Het is al veel vaker dan vroeger. //

In het vervolg van De aanwezigheid van Lara dreigt een spiegelend en zwart meer. Als in Oeroeg.

Elf jaar. W. is nu bijna achtentwintig jaar. Hoe zou het met hem zijn?

Dit bericht is geplaatst in tussen tuin en wereld met de tags , , , . Bookmark de permalink.

Eén reactie op W. zegt de woorden

  1. Hans vd Hurk schreef:

    Met W. (a.k.a. DJ Albertoxx II) gaat het goed lees ik op Facebook.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *