Een van de topstukken van de tentoonstelling ‘De Rode Droom. Een eeuw sociaaldemocratie in Nederland’, die in 1995 in de Nieuwe Kerk in Amsterdam onthaal vond, was de Roode Auto ‘Pieter Jelles’. Met deze verbouwde Ford-bus van het Instituut voor Arbeidersontwikkeling (IvAO) toerde Jef Last (1898 – 1972) in 1925 door het land om op plaatsen waar geen bioscoop was, films te vertonen. De auto kon stroom genereren, vervoerde alles wat nodig was om een filmvoorstelling te verzorgen en voorzag ook nog in twee kooien voor het personeel. Als in de zomer het filmseizoen was afgelopen, werd de auto omgebouwd tot boekwinkel om de uitgaven van De Ontwikkeling, de voorloper van De Arbeiderspers onder de mensen te brengen.
Dat het Last niet ging om plat vermaak voor de werkende mensen, maakt hij duidelijk in een artikel van zijn hand in Het Volk van 15 juli 1926: de film is een wapen in de klassenstrijd, de experimentele film wel te verstaan. Experimentele films dringen ons de onontkoombaarheid van de conventionaliteit op, tegelijk met het visioen van een betere wereld. Het pionierswerk voor de nieuwe cinematografie van Last beperkte zich niet tot het rondrijden met de zelfontworpen rode bus en het vertonen van de films, hij moest de rolprenten ook ontdekken en verwerven. Rudi Wester (1943) besteedt er in haar biografie Bestaat er een raarder leven dan het mijne een hoofdstuk aan. Hoe Last Ménilmontant kocht van de filmmaker Dimitri Kirsanoff, over een moord in een van de armste buurten van Parijs en hoe hij in Moskou van Sergej Eisenstein Pantserkruiser Potemkin voor een vriendenprijsje verwierf. Eisenstein (1898 – 1948) bedong wel dat de film alleen in besloten voorstellingen en in plaatsen zonder bioscoop mocht worden vertoond. Precies wat Last toch al van plan was.
In datzelfde decennium speelde een jonge pianist die luisterde naar de naam Dmitri Dmitrijevitsj Sjostakovitsj (1906 – 1975) avond aan avond in de vaudevilletheaters en filmhuizen van Sint-Petersburg, om in het levensonderhoud van zijn familie te voorzien. Zou zijn naam gevallen zijn in het onderhoud van Eisenstein en Last? Had de Roode Auto niet nog een pianist nodig om de stomme films van muziek en geluid te voorzien?
Het is niet waarschijnlijk dat de Nederlandse filmpionier en schrijver de naam Sjostakovitsj kende en het is net zo onwaarschijnlijk dat Eisenstein hem in gesprek met Last heeft genoemd. De regisseur had de pianist en componist zelf nodig. In 1928 kwam zijn film Oktober uit, Sjostakovitsj was verantwoordelijk voor de muziek.
Maar zelfs als de mogelijkheid geopperd was van een engagement van Sjostakovitsj bij De Roode Auto van het IvAO, dan zou Last daar stellig niet op zijn ingegaan. Last verzorgde namelijk zelf het geluid bij de films die hij vertoonde. Ik praatte niet slechts, ik ving de teksten op, fluisterde bij windstilte, bulderde bij storm, ik was het orkest dat het rammelen van de kolenwagens liet horen, ik duidde het gevaar dat dreigde. Last was producent, operateur en explicateur ineen en tegelijk verduidelijkte hij waarom voor het publiek de vakbeweging een heilige zaak moest zijn.
Daar had hij Sjostakovitsj helemaal niet bij nodig.