Het literaire weblog Tzum maakte me attent op een opmerkelijk initiatief aan de faculteit geneeskunde van de Nijmeegse Radbouduniversiteit. Daar hebben arts-docent Remco Haringhuizen en educatiemedewerker en programmamaker Marjolein Hordijk een nieuw geneeskundevak geïnitieerd. Het eerste college vond drie februari plaats. Het vak is een onderdeel van de minor ‘Kwetsbare groepen’ en het doel van het vak is om het empathisch vermogen van de studenten op te krikken door middel van het lezen van Nederlandstalige literatuur. Op de leeslijst prijken titels van Jaap Robben (1984), Gerda Blees (1985), Hanna Bervoets (1984) en Henk van Straten (1980). Hordijk: ‘Oudere, mannelijke schrijvers doen het minder goed, blijkt uit onderzoek. Ik werk daarom veel met moderne, vlotte Nederlandse auteurs.’.
Of artsen lezers zijn, weet ik niet. Wel weet ik dat er nogal wat artsen zijn die schrijven. Anton Tsjechov, bij voorbeeld, Sir Arthur Conan Doyle, die in het personage John H. Watson een treffend alter ego schiep, Gottfried Benn, die zichzelf niet kon voorstellen zonder de kennis van geneeskunde en biologie omdat deze hem een koudheid van het denken, nuchterheid, een laatste scherpheid van begrippen, het opschorten van alle oordelen, onverbiddelijk geleerd hadden. Louis Ferdinand Céline, pacifist, stilistisch vernieuwer, antisemiet, zag het belang van goede ventilatie al ver voor de huidige pandemie: in huis worden de mensen ziek.
Oudere mannelijke schrijvers, inderdaad, maar is dat in het Nederlandse taalgebied anders? Frida Balk-Smit Duyzentkunst, hoogleraar in de taalkunde van het hedendaags Nederlands, publiceerde in 1986 een bloemlezing van vijftien dokters op schrijversvoeten in het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde. Het handschrift van dokters is spreekwoordelijk onleesbaar, maar bij wijze van genoegdoening treffen we bij deze beroepsgroep een aantal belangrijke dichters en schrijvers aan, begint ze haar bijdrage en daarna presenteert ze in chronologische volgorde Jan Pieter Heije, Arnold Aletrino, Frederik van Eeden, Jan Slauerhoff, Simon Vestdijk, Cola Debrot, Belcampo, Luc Tournier, M. Vasalis, Willem Brakman, Kees Winkler, Rutger Kopland, Hilbert Kuik, Toon Tellegen en Frank Koenegracht. Toch niet allemaal oudere mannelijke schrijvers op het moment dat de bloemlezing verscheen
Ik weet niet of het lezen van verhalend proza iemand empathisch kan maken. De klassieke boekenwurm staat doorgaans niet bekend om zijn of haar sociale vaardigheden. Koudheid van denken en het opschorten van alle oordelen zijn niet de kortste weg naar warm menselijk contact. Aan de auteur van De dokter en het lichte meisje danken we in elk geval een roman over psoriasis (Het glinsterend pantser) Vasalis (1909 – 1998) schreef De idioot in het bad en Rutger Kopland (1934 – 2012) over de tijd dat hij nog rookte: Het verlangen naar een sigaret is / het verlangen zelf.
En na 1986? Jan Kal schreef meer dan duizend sonnetten, maar heeft zijn studie geneeskunde nooit afgemaakt. Miquel Bulnes (1976) publiceerde Het bloed in onze aderen, geen medische verhandeling over hart-en-vaatziekten, maar een bloedstollende roman over Spanje in de aanloop naar de burgeroorlog. Bulnes tekende ook voor de medische thrillers Zorg, Lab en Attaque. Volgende maand verschijnt van hem Monstrum. Kirtie Ramdas (1980) publiceerde in 2019 Diya, een eigentijds verhaal over het opgroeien tussen twee culturen. Behalve arts en auteur is ze ook programmamaker, presentatrice voor tv en radio, voice-over, showhost, fotomodel en actrice.
Personages uit een boek zouden zomaar eens in een spreekuur kunnen verschijnen, zegt Haringhuizen.
Dan kun je maar beter je leeswerk op orde hebben.