Isa’s vader is vermist. Ver kan hij niet zijn, hij mist een been, maar in een bus stappen of in een trein zou kunnen. Zodra Isa ervan hoort, stapt ze in de auto en rijdt van Utrecht, waar ze kunstgeschiedenis studeert, terug naar huis, aan de andere kant van de IJssel, Achterhoek, tegen de grens met Duitsland. Als ze in het ouderlijk huis moet telefoneren, doet ze dat met een telefoon van bakeliet, een met een hoorn en een haak. Die kwam vaker voor in de jaren zeventig dan in de jaren negentig. Na de eeuwwisseling heb ik er geen meer gezien, sindsdien bellen we mobiel.
Ik ben bijna halverwege De beesten, de debuutroman van Gijs Wilbrink (1984) en heb dus nog beperkt recht van spreken. Is Tom Keller, de vermiste vader, de hoofdpersoon, of zijn dochter? Isa beschrijft zichzelf als achttienjarige puinhoop. Het is twee januari, oudejaarsnacht vierde ze in de Beurskrach met veel drank, punkmuziek en joints. Punk, dan bevinden we ons in de tweede helft van de jaren zeventig toen The Sex Pistols doorbraken. Maar op het NOS-journaal op televisie ziet Isa dat het Ministerie van Defensie troepen naar Bosnië stuurt, die deel zullen uitmaken van de IFOR-vredesmacht. Niets jaren zeventig, hier worden de voorbereidingen getroffen voor het schandaal van Srebrenica, halverwege de jaren negentig. De bakelieten telefoon wijst er dan op dat ze bij de Kellers thuis in elk geval het telefoontoestel de afgelopen twintig jaar niet hebben vernieuwd. Dan hebben de bands op oudejaarsavond meer te maken met Nirvana en Soundgarden dan met the Ramones of the Clash.
Nu het er op lijkt dat de BoerBurgerBeweging de grote overwinnaar van de aanstaande provinciale statenverkiezingen zal worden, is het goed om vast te stellen dat Nederland buiten de randstad in de moderne Nederlandse literatuur goed vertegenwoordigd is. Özkan Akyol lanceert zijn meningen over de hedendaagse letteren het liefst vanuit zijn woonplaats Deventer, Oek de Jong put vanouds uit zijn jeugdervaringen in Friesland en Zeeland, Noord Holland is vertegenwoordigd met Boven is het stil van Gerbrand Bakker (1962), Nina Polak (1986) peilde het Groningse gemoed in Buitenleven, Peter Buwalda (1971) schreef met Bonita Avenue een monument voor Enschede in de maanden rond de vuurwerkramp van 13 mei 2000, de plaatsaanduidingen in De avond is ongemak van Marieke Lucas Rijneveld (1991) zijn schaars, maar de Noordzee is niet ver en er wordt geschaatst. Op veertien maart is Gijs Wilbrink te gast bij boekhandel Pezzi Pazzi in Weesp. Tommy Wieringa (1967), die met Joe Speedboot een streekroman van formaat schreef, zal hem daar interviewen over zijn debuutroman.
Is dat genoeg om te concluderen dat het in de republiek der letteren wel meevalt met de kloof tussen de randstad en de ommelanden? Zijn genoemde teksten overtuigend in staat de verscheidenheid aan levenskunst in de gewesten te presenteren, of verschijnt die in een waas van nostalgie en is de tegenstelling stad – platteland louter vehikel om de ontwikkeling van romanpersonages in de verf te zetten?
Bert Schierbeek (1918 – 1996) schreef: inderdaad / de ene wereld ligt onder de andere / en van mekaar weten ze ’t niet De trilogie Weerwerk, Betrekkingen, Binnenwerk, gepubliceerd in de hoogtijdagen van de punk is misschien wel het beste wat er over stedelijke en niet-stedelijke ervaring is geschreven.