Ze zit bij haar vader op schoot en de schroom van het begin is bijna verdwenen. Met haar linkerhand houdt ze een rode plastic doos vast met groene wieltjes. We weten allebei dat er onder het deksel een speelgoedpaard verborgen is. Ze zegt dat ze bijna drie jaar is en dat ze al snel jarig is. Daar hoort een gebaar bij van haar rechterhand; een, twee, drie vingers. Het gaat haar niet gemakkelijk af, maar haar vader helpt haar. Zo; een, twee, drie. Haar triomfantelijke blik is er niet minder om. En er is geen woord aan gelogen. Zestien mei is het zover. Mijn moeder vraagt wat ze voor haar verjaardag wil hebben. Daar hoeft ze niet lang over na te denken. Een kaart.
Toen mijn broer Hans overleed liet hij zijn vriendin achter en haar dochtertje van negen jaar. Het was een traditie geworden dat ze van woensdag op donderdag bij mijn moeder logeerde. Ik bracht haar de volgende ochtend naar school als ik naar het boekhoudkantoor ging waar ik werkte. Na de basisschool ging ze zelf naar het Montessori Lyceum. Of ze toen nog kwam logeren, weet ik niet meer, maar we bleven elkaar wel zien. Inmiddels zijn we bijna een kwart eeuw verder en heeft ze zelf twee dochters die ze trots aan mijn moeder heeft voorgesteld. De oudste spreekt mijn moeder, die ruim tachtig jaar ouder is dan zij, aan met omama.
Als ze op bezoek komt, met haar ouders of met haar grootouders, die maandag op de kinderen passen, maken we snel een werkplek voor haar klaar. Een tafeltje op kniehoogte met een stoeltje ervoor. De rode doos met de groene wieltjes waar het speelgoedpaard in zit. Een speelgoedserviesje, een wandelwagentje met een pop erin, een felgekleurde plastic auto, een vloerpuzzel, gekleurd papier en stiften en een boek van Dikkie Dik. Maar voor ze daarmee aan het werk gaat, kijkt ze eerst de kamer rond die haar vreemd bekend voorkomt en gaat ze met omama praten.
Wacht. Zei ze wel een kaart? En niet een taart, of een paard? Omama is doof en de articulatie van deze bijna driejarige is nog wel voor verbetering vatbaar. Wat vraagt een kleuter in de dop? Volgens Jan Hanlo (1912 – 1969) in het gedicht Wat zal ik voor je kopen, zoon? is dat Een wereldbol? misschien een wiel? / Misschien een bombazijnen bloes? / Of het profiel van Dante? Zelf dacht ik aan lego, een pop, een boek, een skippybal, vouwblaadjes of een schildersdoos en tekenpapier.
Maar het lieve kind heeft geen idee. Van de kinderen op de opvang kwam ze het niet te weten, daar mocht ze niet komen. De bibliotheek en de boekhandel waren gesloten, en niet een paar maanden, maar sinds mensenheugenis. Ze is daar nog nooit geweest. En ook niet in Artis, ja zelfs aan de Action heeft ze geen actieve herinnering. Er schijnt een verbinding te zijn tussen afbeeldingen die op het scherm van mama’s telefoon, op de i-pad of op de televisie verschijnen en voorwerpen die vermomd als pakje aan de voordeur worden bezorgd. De brievenbus is de kleine opening naar de echte wereld die voor ons verborgen blijft.
Haar verjaardagscadeau zal dus door de brievenbus tot haar komen. Een kaart. Het zal aan mijn leeftijd liggen dat me de tranen in de ogen springen.