Waarvan ik wakker werd, weet ik niet. Het licht liet ik uit, de wekkerradio deed ik aan. Met het oog op morgen, de laatste vijf minuten. Ik herkende de stem van Ingmar Heytze (1970). De dichter was uitgenodigd om de mooiste gedichten over ‘regen’ te lezen. Hij had kunnen kiezen voor zijn eigen ‘Meisje in het najaar’: ‘Vanachter het raam / kijkt zij in november / de regen met gemak / de wolken uit’, maar daarvoor ontbrak het hem aan geldingsdrang. J.C. Bloem (1887 – 1966) natuurlijk: ‘Altijd november, altijd regen, / Altijd dit lege hart, altijd.’, Campert, Frank Koenegracht – mijn dichterlijke vader, aldus Heytze – Menno Wigman, Waskowsy: ‘… zeg langzaam: / Ik hou van regen. / Ik hou van storm. / Ik ben niet bang.’ Simone Weimans was aan de beurt om het programma te presenteren en zei dat er nog tijd was voor een kort gedicht van Riekus Waskowsky (1932 – 1977), maar dat was zojuist gelezen en de andere gedichten van deze Rotterdamse dichter gaan over verdovende middelen, Feijenoord en seks. Wim Brands (1959 – 2016), ‘Fanfare in de regen, niemand ziet zijn partij’, kan nog net. Dan klinkt het ‘Gute Nacht Freunde’.
Is dat alles?
Hélène Swarth (1859 – 1941) doet qua temperament nauwelijks onder voor J.C. Bloem. Neem haar Tranenwolken: En grijs verrijzen boven steenen steden / Veel doffe wolken die al ’t blauw bedekken. / O zijn die dropplen, klettrend naar beneden, / Tranen die uit Ellende’s ogen lekken? Dat kan Hanny Michaelis (1922 – 2007) ruim een halve eeuw later indringender en verfijnder. Zij schreef een vers over haar vertrek uit Amsterdam toen zij in de oorlog moest onderduiken, dat besluit met de regels: Terwijl ik de stationshal binnenvlucht, / valt er een druppel op mijn wang: het regent.
Dat regenwolken niet alleen de zon verbergen, maar ons ook de toegang tot onze herinneringen ontzeggen, beschrijft Georgine Sanders (1921 – 2015) in haar gedicht Variaties op regen: Regen striemt in vlagen tegen het raam. Het laat / te weinig voor herinnering, ik ben / doordrongen van geluid, maar waar bestaat / nog wie ik was, hierin? Want ik herken // mij niet in wat ik hoor. Dat regen die uitblijft of alleen maar dreigt daar ook voor kan zorgen, beschrijft Albertina Soepboer (1969) in Het geluid van regen: rustig heb ik de bladeren verzameld, geveegd / naar de regels die vaag naar klei ruiken, daar / lagen ze lang in de holle geluiden van de regen / of op de maanhandwasdagen van mijn oma’s // toen heb ik gevraagd of het kon zonder huilen / zonder dingen die uit moeten en opgaan, maar / de regen kwam niet, niets was er om in te zijn / dan een milde duisternis in mijn eigen handen
In juli 2021 veroorzaakte langdurige regen overstromingen in de wijde omgeving van het drielandenpunt. In Duitsland vielen honderdtachtig doden, België betreurde er ruim veertig en ook Limburg hield het niet droog. Dichter des Vaderlands Lieke Marsman (1990) probeert de moed erin te houden en schrijft in het gedicht Staartdeling: Dat is hoe helen begint. / Op een dag loop je het moeras in / dat aan het opdrogen is. / Als een insect in de modder die uithardt, / een fossiel in wording, / je stofhoest een zucht. / Geduldig zul je wachten. / Eeuwenlang wacht je. / Heel voorzichtig / zal een nieuwe regen je wassen.
Premier Rutte beloofde ruimhartige schadevergoeding, die twee jaar later toch tegenviel, zodat de bewoners van de oevers van de Maas, Geul en Gulp het Bloem nazeggen; Altijd dit lege hart, altijd