Wat is het geheim van een goed feest? In elk geval dat er na afloop veel en veel verschillende verhalen over de ronde doen. We waren er allemaal bij en elk van ons heeft iets anders meegemaakt. Dat is ook precies de reden dat wielrennen, meer nog dan sport, een verhalenmachine is. Het verhaal van de dag van de renner die in de kopgroep reed, is anders dan dat van de ploeg die de slag had gemist en van hun ploegleider op kop van het peloton moeten sleuren. En dat verhaal verschilt weer van de coureur die peuzelend en pedalerend volgt in de buik van de grote groep. En voor allen gelden de woorden van Martin Bril (1959 – 2009) ‘Je mist meer dan je meemaakt’.
In dit opzicht is de pandemie die nu al een jaar vaardig is over de bewoonde wereld vergelijkbaar met een koers of een feest. Tik corona en dagboek in de balk van Google en in 0.61 seconde zet de zoekmachine een miljoen twintig duizend resultaten op een rijtje. www.coronagedicht.nl verzamelt gedichten in het Nederlands over de rare tijd. Het aantal gedichten is hard op weg naar de duizend. En dan moet de derde golf nog komen. Ingmar Heytze (1970) constateerde op 23 mei 2020 al dat negentig procent van de verzamelde coronagedichten rotzooi is, maar had ook vijf tips voor de dichters die het toch niet konden laten om over het virus te schrijven.
Zelf had Heytze op dat moment al vijf coronagedichten gepubliceerd, voorgelezen in het radioprogramma Met het oog op morgen of het praatprogramma 1 vandaag. Sluit de voordeur. Zet de tuindeur open, voel de zon op je gezicht. / Denk voor je uit wat niemand hardop durft te zeggen: / wij zijn een virus dat een virus heeft gekregen., luidt de slotstrofe van VOGELS, VISSEN.
Ik meed vanaf het eerste moment de talkshows en mediaforums, las uiterst selectief de berichten over het virus in de krant, concentreerde me tijdens persconferenties uit alle macht op de gebaren van Irma Sluis, bang als ik was van woede te barsten bij de aanblik van de uitgestreken smoel van de premier van alle Nederlanders, het zelfingenomen toontje van onze minister van volksgezondheid, sport en welzijn. Het was dichter des vaderlands Lieke Marsman (1990) die me in haar onlangs verschenen bundel In mijn mand bijpraatte over het gevecht met het virus. Het gedicht heet VERLATE KAMERVRAGEN en eindig met de regels we dachten / dat liefde / het belangrijkste / in het leven was, blijkt / dat in leven blijven / het belangrijkste / in het leven is / is de minister bekend / met deze berichten / en bereid / om ze te bevestigen / in woord / dan wel decreet?
Marsman maakte het gedicht voor het project Besmette stad van de Vlaamse website deburen.eu. Zij wees deze week via haar twitteraccount op de bijdrage van Ilja Leonard Pfeiffer (1968) aan het project. Vooruit, een paar regels dan: Maar het virus kwam. / En toen het alle ziekenhuizen overnam, / patiënten stikten op een stretcher naast de deur / bij een gebrek aan medici en alles, geur / van dood uit nieuwsberichten walmde, virologen / verschenen met hun niet voldoende afgebogen / grafieken en exponentieel in aantal groeiden, / toen Facebook werd besmet en Twitter zich bemoeide / met prognostiek, besmettingsgraad en interventies, / de koorts uitbrak in talkshows en de consequenties / zich naar een middeleeuws scenario ontvouwden, / toen was het echt.
In al die tijd de eerste coronatekst die me iets doet, schreef Lieke Marsman erbij. Ja, denk ik, ja.
Geen feest maar wel gefeliciteerd